“Goedemiddag meneer, ik heb even uw stookpot geleend, u was er toch niet.” Verbouwereerd kijken we de man aan, een broodmagere man op leeftijd, gekleed in een kakikleurige afritsbroek. “Die willen we graag terug”, zegt mijn man stellig, “misschien dat wij hem vanavond nodig hebben.” Je ziet de man kijken, misschien nodig hebben, en dan moet hij hem nu al terugbrengen. We blijven hem rustig aankijken en hij kiest eieren voor zijn geld. Even later staat onze eigen stookpot weer op zijn eigen plaats. Tussen de grote keien die ik daar met veel moeite op mijn eigen creatieve wijze omheen heb gedrapeerd. We weten het zeker, deze meneer wordt geen vriend.
Dit wordt maar weer eens bevestigd als onze hond even later kennis gaat maken. Op luide toon wordt hij van hun plekje schuin tegenover ons weg gedirigeerd. “Nee, weg” een magere vinger priemt onze kant uit “daar hoor je thuis.” Alsof ‘daar’ iets minderwaardigs is, zijn stem drukt niets dan minachting uit. Arme hond, hij wil alleen maar even goedemiddag zeggen. Nog net niet met de staart tussen de benen druipt hij af. Hij bedoelde het toch goed.
De dagen erna blijkt de man voor ons een bron van vermaak. Met strenge hand regeert hij over zijn plek op de camping. Het is er drukbevolkt, waarschijnlijk met zijn kinderen en kleinkinderen. En zijn vrouw natuurlijk, grijs kortgeknipt kapsel, stevige stappers en ook diezelfde kakikleurige afritsbroek. En natuurlijk een rugzakje. Zij ziet haar man naar de ogen. Ik moet zeggen, hij heeft er de wind stevig onder. De kinderen zitten braaf te lezen of een spelletje te spelen, er valt geen onvertogen woord. Zelfs de hond die ze bij zich hebben durft zich amper te verroeren.
Wij worden door de man ook zo af en toe eens zijdelings bekeken. Ik zie hem denken. Bij ons is het namelijk niet zo geregeld, wij hebben geen schema en laten onze hond heerlijk rondscharrelen. Dat hij dan af en toe er tussenuit piept, hoort erbij. Het blijft een hond. Niet dat we het goedkeuren, hij wordt heus wel tot de orde geroepen, maar ach, heel erg druk kunnen wij ons er niet om maken. Bovendien kent iedereen hem. En roept iedereen hem, wat ons overwicht natuurlijk ook weer danig ondermijnt. Je ziet de man kijken, “niets waard, niks te zeggen over dat beest.” Gelukkig heeft hij het zelf beter geregeld.
Als we voorzichtig informeren bij andere campinggasten, blijkt dat wij niet de enigen zijn die door deze man zijn gewogen en te licht bevonden. De vrolijke verhalen komen al snel los. Hij blijkt iedere hond viezig te bekijken en stembanden voor kinderen onder de achttien jaar een overbodige luxe te vinden. En hij blijft nog een volle week. Mijn man heeft onze auto iets verder naar voren gereden. Zo hebben we beter uitzicht.
De auto iets naar voren voor beter uitzicht….. Geweldig !!
LikeLike