
Ik had niet gedacht dat kerst 2021 er voor mij zo uit zou zien. Toch wens ik iedereen fijne feestdagen. Wees alsjeblieft lief voor elkaar, je weet nooit hoeveel tijd je nog hebt.
Mijn maatje had altijd een hekel aan kerst. :”Je moet het hele jaar proberen goed te zijn voor anderen”, zei hij dan, “het is alleen maar commercie.” Hij kon ook vreselijk mopperen op de zoetsappige reclames en de radiostations die alleen maar kerstliedjes draaiden. “Ik zal blij zijn als het weer voorbij is.” De extra vrije dagen koesterde hij wel. Lekker samen zijn.
Daarom verbouwden we ook niet het hele huis om in de kerststemming te komen. Natuurlijk was er wel de doos met oude kerstspullen. Die kwam dan ieder jaar weer naar beneden. Er kwamen wel eens nieuwe dingen bij maar het was wel steeds een feest van herkenning. Oh, dat oude vogeltje, dat was nog van thuis. Je kent ze wel, de staartjes worden steeds dunner. Het kleine huisje waar je een waxinelichtje in kon zetten, ook een erfstuk.
Van een tante van mijn maatje hadden we een hele dure kerstgroep geërfd. Handgemaakt en super kostbaar. En volgens mijn maatje ook superlelijk. Hij vond het echt helemaal niks. Ik wel, dus ik zette hem toch neer. Hij moest daar altijd om lachen.
Nu heb ik een kerstboompje gekocht en daar wat lichtjes in gehangen. Meer versiering kan ik op dit moment niet opbrengen. Dat geeft ook niks, dat is prima. Ik steek wel kaarsen aan maar dat is meer om het donkere te verdrijven. Maar als ik eerlijk ben, valt het helemaal niet mee.
Ik zal blij zijn als de feestdagen voorbij zijn.
De mist begint op te trekken. De beelden van wat er de afgelopen weken is gebeurd, komen terug. Overdag kan ik lachen, terugdenken aan alle leuke en mooie momenten. Denken aan de liefde die er altijd tussen ons is geweest. Hoe goed we het samen hadden. Het vertrouwen, elkaar onvoorwaardelijk steunen maar ook elkaar helpen, kritisch blijven en praten over de toekomst. ’s Nachts zijn het vaak ook de beelden van het ziekenhuis die terugkomen. De infuusslangetjes, de IC, zijn hand in de mijne. “Wat ben ik blij dat je er bent.” En dan komen de tranen. Maar dat is niet erg.
Ik heb nog steeds een gevoel van spanning in mijn maag. Het wordt wel wat minder maar het is nog steeds de hele dag aanwezig. En dan zucht ik maar eens heel diep. Ik heb de foto van mijn maatje zo gezet dat ik er naar kan kijken. Ik praat ook tegen hem. En ik denk nog steeds vaak “dat moet ik hem vertellen, dat zou hij willen weten.”
Natuurlijk pak ik de draad weer op. Ik moet voor Stef zorgen, ik moet voor mezelf zorgen. Er zijn nog steeds veel dingen die geregeld moeten worden. Maar er zijn veel lieve mensen die mij enorm steunen. Ook dat zorgt voor tranen, ze zorgen zo goed voor mij. Daar ben ik heel dankbaar voor.
Zijn vingerafdruk staat inmiddels op mijn pols. Niet iedereen zal dat misschien begrijpen maar dat vind ik niet erg. Hij zit voor altijd in mijn hart.
Wat er toch allemaal is gebeurd, hij kan het niet begrijpen. Eerst was het baasje ziek en mocht hij niet naar boven. Het vrouwtje zei dat het baasje moest slapen en als hij weer beter was, mocht hij weer spelen. Maar toen gingen ze samen weg. Nou gebeurt dat natuurlijk wel vaker, maar nu kwam het vrouwtje alleen terug. Dat was raar. Ze rook trouwens ook heel raar. Heel vies.
’s Avonds was het baasje nog niet thuis. Hij hield zich maar stilletjes want hij zag dat het vrouwtje best zenuwachtig was. De dag erna moest hij ’s middags op het huis passen. “Ik ga naar het baasje Stef.” Hij kroop op de bank. Saai. Het vrouwtje was best lang weg maar ze kwam weer alleen thuis. Waar zou het baasje toch zijn? Het vrouwtje rook wel een beetje naar hem. Maar ook had ze weer dat vieze luchtje bij zich.
Toen ze bijna naar bed ging, ging de telefoon. Hij snapte niet wat er gezegd was maar hij zag wel dat het vrouwtje vreselijk van slag was. Ze deed heel snel haar jas aan, pakte haar spullen bij elkaar en riep van afstand naar hem. “Dag Stef”. Dat deed ze nooit. Hij kreeg altijd nog een knuffel. Toen ze na een paar uur terugkwam ging ze aan tafel zitten en zei niks. Ze zat te bibberen. Hij ging maar eens even op schoot zitten. Dat helpt, dat weet hij uit ervaring.
Op zondag is er iets gebeurd wat hij niet precies kan plaatsen maar het is wel heel erg. Het vrouwtje is nog maar alleen, het baasje was heel ziek en nu is hij er niet meer zeggen ze. Maar waar is hij dan? Hij werd er zelf ook heel naar van. Hij wist niet precies wat hij moest doen. Er waren ook allemaal mensen in huis. Hij kende die mensen wel maar nu deden ze toch anders. Hij probeerde ze allemaal te troosten en daar werd hij toch wel heel moe van.
Een paar dagen later mocht hij mee. Ze gingen naar een heel raar en groot gebouw. Het rook er ook niet goed. In een klein kamertje stond een grote kist. En daar lag het baasje in. Hij keek en snoof en snoof. En toen wist hij het.
Het enige dat hij kan doen is het vrouwtje troosten. Lekker bij haar op schoot kruipen. Of tegen haar been aan gaan zitten. Hij merkt dat ze dat fijn vindt. En hij zelf ook. Want hij mist het baasje wel.