Mijn maatje en ik wensen iedereen een heel goed en gelukkig 2020. May all your dreams come true.
Mijn maatje en ik wensen iedereen een heel goed en gelukkig 2020. May all your dreams come true.
Ik weet het, het wordt afgezaagd want ik roep er ieder jaar over, maar 22 december is dit jaar toch een van mijn meest favoriete dagen. Het is nl. de kortste dag van het jaar. En vanaf die dag worden de dagen weer langer en wordt het weer langer licht.
Het is ook een dag die in heel veel geloven wordt gevierd. De Kelten zien hem als de overwinning van de eik, het symbool van de wassende zon, op de hulst, wat het symbool van de afnemende zon is. De Eikkoning begint zijn heerschappij. De Germanen vierden hun midwinterfeest. Zij noemde het joelfeesten (winterzonnewende) en probeerden zo het boze te verjagen en het licht te begroeten. Natuurlijk kwam daarna het Christendom om de hoek kijken. Keizer Constantijn de Grote besloot in overleg met zijn bisschoppen dat Kerstmis op 25 december werd gevierd. De datum waarop tot dan toe de zonnegod werd vereerd rond de Middellandse zee. En omdat in die tijd Jezus het “Licht van de wereld” werd genoemd, wat dat een logische datum om zijn verjaardag te vieren. Volgens de wijze heren dan toch.
Eigenlijk vraagt niemand zich meer af wat we nu eigenlijk vieren. We stouwen ons hele huis vol met kerstmannen die hun dikke buik in vrolijke rode jasjes hebben gestoken. Niemand staat er nog bij stil dat dit de uitvoering is die Coca Cola heeft verzonnen voor een reclamecampagne. Ik vind het ook leuk hoor. Ik hang kransen en lichtjes op en graaf in de doos met kerstspullen op zolder naar zaken waarvan ik vind dat ze dit jaar nog wel kunnen. Een grote kerstboom zetten we niet. Ik heb geen zin om het hele huis te verbouwen en ik ben ook bang dat Stef in het vuur van zijn balspel niet echt heel voorzichtig omgaat met die spullen.
Stef staat ook redelijk achterdochtig tegenover mijn verzameling kerstmannen. Het exemplaar dat iedere winter plaatsneemt in mijn leesfauteuiltje wordt door hem zorgvuldig bekeken en besnuffeld. Hij zet zijn pootjes op de leuning en vraagt zich zichtbaar af wat hij hier nou weer mee moet. Aan de gewone kerstmannen doet hij niks. De exemplaren die geluid maken zijn weer een heel ander geval. Ik heb ooit eens een kerstman gekocht die heel hard “ho ho ho” roept als je hem in zijn hand knijpt. Dat trekt Stef niet goed, dat vindt hij niks. Ik heb het idee dat hij het griezelig vindt en dit probeert te compenseren door luidkeels te blaffen. Het ziet er grappig uit en we plagen hem er mee.
Ieder jaar neem ik me voor geen extra spullen te kopen en ieder jaar trap ik er weer in. Het is toch iets wat in me zit. Ik wil het huis in deze donkere tijd gezelliger maken. Lichter ook. Totdat de natuur het overneemt en de dagen zichtbaar langer zijn.
Lang, heel lang geleden, was ik lid van de Jeugdnatuurwacht. Geen idee waarom, waarschijnlijk was het iets dat op mijn lagere school werd aanbevolen aan kinderen die interesse hadden in dieren en planten. Ik moet ook eerlijk zeggen, ik weet er niet veel meer van. Ik herinner me een boswandeling, vaag, en een busrit terug naar huis. Verder is het niet zo helder. Op één herinnering na, die staat me nog in het geheugen gegrift. Niet omdat het zo’n succes was, integendeel.
Ook in mijn kindertijd had je eenzame ouderen. En vooral in de tijd voorafgaand aan kerst, werd hier toch meer aandacht aan besteed. Ook door de Jeugdnatuurwacht. Alle kinderen werden opgeroepen en we gingen kerststukjes maken. Die dan daarna werden aangeboden aan ouderen. Om hen een sprankje licht te brengen in deze donkere tijd.
Ik zie mezelf nog binnenkomen, in die grote zaal vol kersttakken, kerstballen, bakjes en andere rommel. Ik verzamelde de spullen die ik dacht nodig te hebben en ging met de moed der wanhoop aan de slag. Ik ben nl. niet handig. Verre van. Ik ben ook niet bijster creatief in dat soort zaken. Ik was dus afhankelijk van het afkijken bij de kinderen die naast me aan de slag waren en wel met wat takken en accessoires een redelijk uitziend kerststukje wisten te fabriceren. Dat van mij was daar natuurlijk een slap aftreksel van. Het bleef allemaal niet rechtop staan, de ballen zakten steeds naast elkaar in plaats van in een mooi reliëf, het was het allemaal net niet.
Uiteraard hadden we niet de hele middag de tijd. De stukjes moesten ook nog rondgebracht en aangeboden worden. Een vriendelijke vrijwilliger ontfermde zich over mij en mijn huisvlijt. Samen stonden we voor de deur van een eenzame oude dame. Mijn begeleider belde aan en ik stond verwachtingsvol voor haar deur. Mijn cadeau aan haar voorzichtig in beide handen. Het was niet wat je in de winkel kocht maar het zag er toch in mijn ogen best acceptabel uit. De deur ging open en een chagrijnig uitziende vrouw stond voor onze neus. Ze nam ons van boven tot onderop en net op dat moment besloot de dennentak die ik als schutblad had benoemd langzaam maar zeker uit het bakje te zakken en op de grond te vallen. Ik bukte en stak het zo goed en kwaad als het ging weer terug in het bakje. Mijn begeleider legde uit dat we van de Jeugdnatuurwacht waren en een kerststukje kwamen aanbieden. De dame keek viezig naar mij en mijn stukje en sprak de woorden “daar doe ik niet aan mee.” Waarna ze met een fikse mep de deur voor onze neus dichtsloeg.
Kerst is daarna toch nooit meer hetzelfde geweest……..
Natuurlijk kun je twisten over tradities. Mensen zijn voor of mensen zijn tegen. Waar de een zich in kan verliezen, vindt de ander een verwerpelijk ritueel. Ik vind het allemaal prima zolang zij elkaar maar met rust laten. Uit je mening maar hou je handen thuis. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, ook je tegenstander. Als het uit de hand loopt, weten mensen niet eens meer waar het eigenlijk over ging. Ze weten alleen dat ze tegen de ander zijn. Heel bijzonder.
Ik volg mijn eigen tradities. Pepernoten koop je niet al in augustus, die eet je inderdaad, zoals een collega mij bevestigde, pas als Sinterklaas in ons land is aangekomen. Dan is het tijd om het strooigoed in een schaaltje te gooien en er iedere keer als je er langs komt een handje uit te graaien. Tot je denkt “hè gelukkig, het bakje is leeg”. Ik heb ook nooit in augustus al nagedacht over kadootjes en surprises. Het was veel leuker om in de hectiek van “oei, ik moet nog…” terecht te komen. De avond voor Sinterklaas nog gedichten schrijven omdat dan de inspiratie het beste is.
Datzelfde heb ik ook met kerst. In ons huis komt er geen kerst-uiting binnen voordat Sinterklaas weer is vertrokken naar Spanje. We zetten sowieso geen grote kerstboom. Ik wil er mijn huis niet voor verbouwen en Stef is ook niet zo subtiel gebouwd. Ik vrees dat we ieder jaar zeker een doos kerstballen bij zouden moeten kopen. Maar ik weiger ook al naar een tuincentrum te gaan. Begin november is alles al uitgedost in de meest uitbundige kerstsferen. Wel leuk hoor, maar veel te vroeg. Dat kan gewoon nog niet, dat hoort niet. Wat wel een nadeel is, is dat ik door het vasthouden aan mijn traditie vaak genoegen moet nemen met de kerstrozen die er nog over zijn. De beste zijn vaak voor Sinterklaas al weg. Maar, dat is dan maar zo.
Pas een volle week na Sinterklaas haal ik mijn kerststal van de zolder. Die is al oud, we hebben hem geërfd van een tante van mijn maatje. De familie vond er niks aan maar ik houd wel van de stijl van Lladro. Wel kitsch maar niet zo bont gekleurd. De dozen met kerstrommel komen beneden en ik zie mijn maatje zuchten. Hij is niet zo van die versiering. Dus probeer ik hem tegemoet te komen met veel lichtjes en waxinehoudertjes. Een beetje kitsch, want dat mag met Kerst. Ik hou ook van oude kerstspullen met een verhaal er bij. Het vogeltje met nog maar twee haren in zijn staart, het huisje waar je een theelichtje in kunt zetten, dat we geërfd hebben van tante Mina, een heerlijk kakineus dametje uit Den Haag. Zij loopt al lang niet meer rond over de aardbol maar zo denken we toch weer een beetje aan haar.
En ook dat is weer een traditie.
Wonen aan een haventje, aan de rand van een dorp, heeft heel veel voordelen. Het uitzicht is leuk, er is altijd leven in de brouwerij. In de zomer is het een komen en gaan van mensen die gaan varen of die gewoon een hele dag rondrommelen op hun boot. In de winter worden de kades bevolkt door vissers. Ze komen tegenwoordig al met bestelbusjes omdat ze anders al hun materiaal niet mee krijgen. Het ontbreekt er nog net aan dat ze een tentje opzetten. Waarschijnlijk omdat er te weinig plaats is.
Helaas trekt het water en de polder ook gasten aan die wat minder welkom zijn. Vooral als het wat kouder wordt. Stef had het eerder in de gaten dan wij. Normaal gesproken kruipt hij na het eten van zijn brokjes en zijn varkensoren tevreden op de bank en komt hij daar alleen vanaf als hij vindt dat hij wel weer een snoepje kan komen halen. Maar nu stond hij gefocust bij de schuifpui. Zijn staartje als een volwaardige antenne recht omhoog. Omdat we eigenlijk het hele jaar door muizen in de tuin hebben, moesten we er om lachen. “Hij heeft weer een muis in het vizier.” Af en toe schoot hij naar buiten. En kwam dan even later onverrichter zake weer terug. Naar zijn uitkijkplek bij de pui. Mijn maatje ging eens kijken wat er aan de hand was maar kon ook niks vinden.
We vonden ook geen sporen van dieren. In het voorjaar hadden we woelratten in de tuin en die veroorzaakten behoorlijke gaten in de vloer van ons houten tuinhuisje. Ook het visvoer dat daar stond, in keurig afgesloten emmers, had het moeten ontgelden. Maar dat was nu helemaal niet aan de hand. “Kom op Stef, niks aan de hand, het zijn maar muisjes.”
Tot ik ineens op mijn werk een appje kreeg van mijn maatje. “We hebben toch weer rattengif nodig.” De collega aan wie ik de foto liet zien, sprong bijna tegen het plafond. Een enorme bruine rat zat op zijn gemak te drinken uit een bak waar de meest recente regenbui een behoorlijk plas water in achter gelaten had. Het was een bizar gezicht.
Dus hebben we de rattenval weer gevuld en vergif neergelegd op plaatsen waar Stef absoluut niet kan komen. Ik weet het wel, ratten zijn gevaarlijk, ze brengen ziektes met zich mee en ze zijn vies. En ik wil niet dat Stef er achter aan gaat, stel dat hij een rat doodbijt die echt heel ziek is. Je moet er niet aan denken wat mijn kleine vriendje daar van op kan lopen. Maar ergens vind ik het toch zielig. Zo’n dier kan er ook niks aan doen. Dus hoop ik maar dat hij goed ver weg kruipt. Zodat ik hem niet kan vinden.