Duidelijk aanwezig

Je zou toch denken dat zo’n klein meisje maar een beetje ruimte nodig heeft. Maar nee hoor, ze gaat gewoon midden op de bank liggen. Hij had bijna geen plaats meer. Ze had gewoon haar knuffel meegenomen en lag zielstevreden te snurken. Nou ja. Gelukkig vindt het vrouwtje wel dat hij ook op de bank mag. Ze legde Kaatje in het hoekje zodat hij in zijn eigen hoekje kon. Maar ja, dat vond ze natuurlijk weer niet gezellig. Ze kwam gelijk bij hem liggen. Dat is wel een beetje wennen hoor. Het is wel fijn maar ook een beetje lastig. Want Kaatje ligt niet stil, die blijft maar wiebelen. En dan kan hij ook niet rustig liggen. Pffff. Soms ligt ze gewoon boven op hem. En als hij dan van de bank gaat en op het grote kussen gaat liggen, komt ze er meestal achteraan. Want het lijkt wel of ze per se bij hem wil zijn. Ach ja, ze heeft wel een grote mond maar het is eigenlijk ook nog maar een klein meisje.

Laatst was het vrouwtje wel een beetje klaar met haar. Ze moest een dutje gaan doen omdat ze heel druk was geweest en dat wilde ze niet. Nou, ze ging toch tekeer in haar bench. Hij schaamde zich een beetje. Straks gingen de buren nog mopperen tegen het vrouwtje. Hij hield zichzelf maar stilletjes op de bank. Het vrouwtje ergerde zich wel een beetje, dat zag hij wel. Maar ze gaf het niet toe. Op een gegeven moment ging ze een groot badlaken halen. Hij keek een beetje verbaasd toe, wat ging ze daar nou mee doen? Ze hing het gewoon over de bench, alsof Kaatje een papegaai was. Maar het hielp wel, het werd stil in het kooitje. Het vrouwtje liet haar gewoon een uur liggen zeg. En toen ze een hele tijd stil was geweest mocht ze er pas uit. Ze was er gewoon van onder de indruk, dat zag hij wel. Hij nam haar maar even mee naar buiten, samen in het zonnetje liggen. Toen was het al gauw weer over, ze wilde al snel weer met de bal spelen.

Ze wordt ook wel groot, die kleine. Ze past helemaal niet meer in de reisbench waar ze ’s nachts altijd in sliep. Dus nu moet ze beneden slapen, in de grote bench. Hij was wel even bang dat het vrouwtje hem dan ook voortaan beneden zou laten slapen. Nu heeft hij nog altijd zijn eigen plekje op de slaapkamer. Maar dat was gelukkig niet zo. Want hoe gezellig hij het ook heeft met Kaatje, voor het vrouwtje moet hij wel blijven zorgen. Tenslotte blijft hij haar grote vriend.

Advertentie

Stilte

Het is nu anderhalf jaar geleden dat ik mijn maatje verloor. Het lijkt gisteren en het lijkt een ander leven. Een leven dat ik, denk ik, best wel weer goed heb ingericht. Toch denk ik nog iedere dag aan mijn maatje. Niet altijd vanuit verdriet. Ook ‘gewoon’ bij een herinnering. Of als ik denk “dat zou hij leuk gevonden hebben.” Wat zou hij genoten hebben van Kaatje en het kattenkwaad dat ze uithaalt.

Ik probeer er niet te veel over te praten. De mensen zijn verdergegaan en verwachten dat ook van mij. Dat doe ik ook, ik geloof niet dat ik er in ben blijven hangen. Maar er zijn dagen dat de stilte weer zo voelbaar is. Bij de eerste warme dag, als ik alleen in de tuin zit. Of als ik bij het tuincentrum alleen besluit welke plantjes ik koop. Het zijn hele simpele dingen, ze stellen eigenlijk niks voor. Het is niet dat ik nu ineens Afrikaantjes ga kopen. Maar de voldoening is toch minder groot als je hem niet kunt delen.

Het is ook bijna niet uit te leggen. Je moet het meegemaakt hebben om het te begrijpen. Hoe zwaar dat ook klinkt.

Gelukkig gebeurt er dan meestal wel iets dat het trieste gevoel verdrijft. Dat ik denk “hoe kan Kaatje aan dat blad ruiken, die plant staat daar helemaal niet.” Hm, nee, origineel niet nee, maar madam heeft hem met wortel en al meegesleept. En ze schaamt zich er niet eens voor. Sterker nog, ik verdenk haar ervan dat ze stiekem trots is dat ze het toch maar mooi voor elkaar gekregen heeft. Ook daar zou mijn maatje hartelijk om hebben kunnen lachen. Stef kijkt het eens aan en denkt “oehh, dat mag helemaal niet”, ik zie het aan zijn kop. Ach Stef, jij hebt ook heel wat Hortensia-takken vermorzeld, toen je nog klein was. En dat verdrijft de stilte dan toch wel weer.

Ik denk dat het ook altijd wel zo zal blijven. Lief en leed van 35 jaar vlak je niet uit. Dat gaat nooit meer weg. Waar ik ook naar toe ga, mijn maatje zal altijd naast me blijven lopen. En ik denk (stiekem) dat hij best trots op mij is.

Stefano Picasso

“We gaan schilderen Stef”, het vrouwtje was helemaal enthousiast. Schilderen, wat was dat nou weer. Het was in ieder geval bij de dame van de hondenschool, dus dat was altijd leuk. Hij was zelf nog nooit in de school zelf geweest, Kaatje wel, daar was hij ook wel nieuwsgierig naar. En Kaatje mocht niet mee, leuk om weer eens een hele avond met het vrouwtje alleen op stap te gaan. En er zouden vast wel snoepjes zijn, dat was ook een voordeel. Alleen, schilderen, hij wist echt niet wat hij zich erbij voor moest stellen.

Enthousiast sprong hij in de auto. Spannend hoor, hij bleef er van opwinding bij staan. Dat vond het vrouwtje natuurlijk niet goed. Als ze hard moest remmen, viel hij ondersteboven. Dat zou niet de eerste keer zijn. Daarom had ze ook hangmat gekocht voor de achterbank. Dus hij ging toch maar liggen toen ze het zei.

In de hondenschool waren al andere honden toen ze aankwamen. Ook dat was wel spannend, onbewust liet hij zijn haar omhoog staan. Sommige anderen waren ook een beetje onwennig, dat zag hij wel. Het was altijd een beetje kijken wie er wel en wie er niet leuk was.

Even later moest hij met zijn pootjes over een ingepakt canvas met verf lopen. De kleuren die het vrouwtje erop gesmeerd had, werden zo een mooi mozaïek. Sommigen gingen er ook op zitten of op liggen, dat was ook wel grappig. Eigenlijk was het wel heel leuk, hij kreeg er ook wel plezier in. Op een gegeven moment vond het vrouwtje het klaar en moest het drogen. Jammer, hij had er nog best even langer overheen willen tippelen.

Gelukkig gingen ze daarna nog spelletjes doen. Hij houdt heus van Kaatje maar het is echt leuk om weer iets met het vrouwtje te doen zonder dat ze haar nieuwsgierige neus ertussen steekt.

Natuurlijk konden ze het schilderij nog niet mee naar huis nemen omdat het vrouwtje in haar onhandigheid weer iets te veel verf had gebruikt. Dat drogen duurt nog wel even. Ach, het was ook te verwachten, ze is van nature niet zo creatief. Maar het was een leuke avond. Thuis kroop hij snel op de bank in zijn hoekje. Lekker liggen. Hij was er moe van geworden.

Drukke dag

Soms begint een dag al gelijk met achterstand. Een feit van alleen wonen is dat je alles zelf moet doen. Niet om te klagen hoor, maar als ik de container niet buiten zet, wordt hij nooit geleegd. Dus is het vaak druk. En dat is ook mijn eigen schuld, als je geen huisdieren hebt, is het leven een stuk minder hectisch.

Zoals op die dag dat Kaatje naar de dierenarts moest voor een rabiës-inenting. We moesten er om 09.00 uur zijn. Dus, honden eten, zelf koffie, reisbench in de auto, Kaatje mee. Kaatje vindt de dierenarts nog helemaal prima dus in de wachtkamer is alles nog even interessant en spannend. Enthousiast springt ze rond en probeert ze uit hoe lang haar riem is. Nadat dat gecheckt was, bedacht ze dat ze best op schoot kon komen zitten. En voor ik erop bedacht was, sprong ze tegen mijn benen. Helaas, de aanloop was te kort, ze haalde het net niet. Wel haalden haar nagels mijn kousen, de ladder die ontstond was niet te verstoppen. Zucht, dat werd andere kousen aan doen, thuis.

Even later werden we geroepen. Kaatje was in twee weken een kilo aangekomen, ze groeit als kool, die kleine meid. De dierenarts was prima tevreden en Kaatje kreeg haar rabiës-injectie. “Heb je haar paspoort voor me.” Tsss, nee, vergeten. En natuurlijk, normaal is dat niet zo belangrijk en kun je de stickertjes zelf plakken maar voor rabiës moet de dierenarts tekenen. En het moet zelfs de dierenarts zijn die de injectie heeft gezet. Ik kon niemand de schuld geven, ik was het paspoort zelf vergeten. “Ik kom terug om het te laten tekenen.” De dierenarts knikte, er zat niks anders op.

Dus, Kaatje naar huis, andere kousen aan, paspoort gezocht en naar het werk. Want daar had ik een afspraak. Daarna weer naar de dierenkliniek voor een handtekening en toen naar huis. Werken. Want tja, door al dat gedoe was er natuurlijk weer van alles blijven liggen. Gelukkig kun je dat oplossen door wat langer door te gaan. Op zich vind ik dat ook niet erg, het echte van negen tot vijf is wel een beetje verdwenen.

Stef en Kaatje hebben geen boodschap aan mijn afspraken of schema. Die gaan gewoon lekker hun eigen gang. En hebben hun eigen schema, brokjes eten, uit om te doen wat ze moeten doen en om te checken of er nog nieuwe honden in de buurt zijn komen wonen. En natuurlijk ’s avonds het oor. Goed, dat is van origine Stef zijn ritueel en een oor is voor Kaatje nog wel te hoog gegrepen, maar een speciaal snoepje gaat er altijd wel in.

En dan, eindelijk, is het huis in rust. Met een diepe zucht en een beker koffie ga ik zitten. Heerlijk, ik hou van deze drukte.

Nieuw werkwoord

Soms leer je ineens een nieuw werkwoord waarvan je denkt, “ja, precies, dat klopt helemaal”. Zo kwam ik onlangs het woord ‘graniolen’ tegen. Nooit van gehoord. Ik las het in een column die Miriam had geschreven voor het tijdschrift Saar. Een tijdschrift voor vrouwen boven de 50 die zichzelf nog niet zien als oud en grijs. Een doelgroep waar ik, denk ik, hoop ik, wel bij hoor. Want inderdaad, ik ben boven de 50, al een eindje, maar in mijn hoofd ben ik toch nog steeds 40. Uiteraard voelt het soms wat anders als ik uit bed stap, maar na een rondje hondjes ben ik er toch weer helemaal bij.

Graniolen dus, een samentrekking van Granny en Gladiolen. Wat zoveel betekent als ‘iemand het gevoel geven dat hij of zij al heel oud is’. Het overkomt je als je voor de eerste keer ‘U’ en ‘mevrouw’ wordt genoemd. Of als mensen voor je opstaan zodat jij kunt gaan zitten. Of als je jonge collega je meewarig aankijkt als je problemen hebt met je laptop. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Ik heb zelfs een collega gehad die bij domme opmerkingen van mij riep “yes, weer een voor de boomer-bingo”. Hij zag mij als granny en ik schold op hem met achterlijke gladiool. In gedachten dan hè, ik mocht hem graag.

Toch is dat laatste niet zo erg. Het houdt je wel bij de les. Je moet ook niet onbewust verworden tot een oud mens. Want inderdaad, op een gegeven moment ga je ook geluiden maken als je bukt. En dat is eigenlijk wel heel kwalijk, als je er goed over nadenkt. Het belangrijkste is dat je met de nodige dosis zelfspot in de spiegel kunt kijken. En denken, tja, het ziet er toch allemaal wel anders uit, vergeleken met toen ik 18 was. En als je dan van die kreunende geluiden maakt, kun je dat het beste uitvergroten en de draak met jezelf steken. Ik heb gemerkt dat dat ook het beste wordt geaccepteerd.

Maar goed, graniolen. Ik stel voor dat we het werkwoord omarmen. En gebruiken als waarschuwing. Zodat we geen grijze duiven worden. Want die zijn er al genoeg, we noemen hen doorgaans ANWB-stellen. En als ik dan granny moet worden, dan liever toch een kleurrijke.

A.s. zaterdag ga ik weer naar de kapper. Ik zag hier en daar weer een grijze haar tevoorschijn kruipen en dat verschijnsel wordt door mijn kapster op mijn verzoek steeds professioneel de kop in gedrukt. Hulde daarvoor.

Draakje

Sjongejonge wat heeft dat meisje een energie zeg. Zou hij zelf ook zo geweest zijn toen hij klein was? En nieuwsgierig, het is gewoon verschrikkelijk. Dan ligt hij lekker op de bank te tukken en dan komt ze weer kijken wat hij aan het doen is. Nou, gewoon, niks, lekker doezelen. Ze probeert ook op de bank te klimmen maar dat lukt nog niet. Laatst nam ze een aanloop en probeerde ze te springen. Toen viel ze achterover op de grond, dat was wel een beetje zielig. Je hoorde haar echt met een bonk neerkomen. Ze maalde er zelf niet om, dat dan weer niet. Af en toe vliegt ook echt uit de bocht, ze wil overal bij zijn en alles meemaken.

Hij ziet ook wel dat ze in de tuin best wat kapot maakt. Het vrouwtje zucht er maar eens om. Er is niet zo veel aan te doen. Binnen heeft het vrouwtje alle planten die op de vloer stonden naar boven gebracht. Ze was het waarschijnlijk beu om iedere vijf minuten ‘nee’ te roepen. Niet dat Kaatje niet luistert, dat doet ze echt wel. Maar twee minuten laten lijkt ze wel weer vergeten te zijn dat dat niet mocht. En dan doet ze het weer. Soms kijkt hij dan naar haar om te seinen dat ze moet stoppen maar daar luistert ze niet naar. Hoewel ze wel naar hem luistert als hij tegen haar bromt. Maar ja, je kunt ook niet de hele dag brommen, dan maakt het ook geen indruk meer.

En ze heeft altijd honger. Het vrouwtje was in het begin bang dat hij het bakje van Kaatje leeg zou eten als hij de kans kreeg, maar het is eerder andersom. Als hij niet uitkijkt, eet ze gewoon zijn brokjes op. En hij krijgt al zo weinig. Gelukkig zorgt het vrouwtje ook wel dat dat niet gebeurt, Kaatje moet nog altijd op haar eigen plekje eten. En dan komt ze daarna gauw kijken of hij nog wat heeft. Ja, echt niet! Hij kijkt wel uit.

Nee, ze is al helemaal gewend. En hij ook wel, eigenlijk. Hij merkt het aan zichzelf. Als het vrouwtje haar mee heeft genomen en ze komen samen thuis, gaat hij toch wel kijken of Kaatje mee terug is gekomen. Soms doet het vrouwtje eerst de deur open en blijft Kaatje nog even in de auto. Dat kan wel, maar hij moet toch wel zeker weten dat ze er weer bij is. Hij zou het kleine ding niet meer kunnen missen. 

Verhalenverteller

Soms ontmoet je mensen die je later gaat zien als een icoon. Een oom van mijn maatje was zo iemand. Goedlachs, gul en altijd vriendelijk. En met een eigenschap die hij duidelijk had geërfd van zijn vader. Hij was een geboren verhalenverteller. Je moest die verhalen niet altijd toetsen aan de waarheid. Daar waren ze ook niet voor bedoeld. Zijn vader, de opa van mijn maatje, was de meesterverteller. Jager, stroper, boer, de verhalen hadden altijd te maken met zaken die in de huidige maatschappij niet meer passen. Maar wel heerlijk om naar te luisteren.

Oom Bart was wat moderner. Hij stroopte niet maar had een moestuin. Oké, de kroppen sla waren niet zo groot als bij zijn vader. Daar was met twee kroppen sla een hele kruiwagen vol. Maar de groente mocht er zeker zijn. Wat ook zijn eeuwige strijd met de vogels bewees. En handig als hij was, bedacht hij een ingenieus systeem om de aanvallers uit de buurt te houden. Sowieso was hij heel handig en altijd bezig. Maar er was wel altijd tijd voor een praatje. Met zijn armen gekruist op de bezem of schoffel stond hij op zijn gemak te luisteren naar wat je te vertellen had.

Mijn maatje en ik luisterden altijd graag naar zijn verhalen. We zagen hem veel te weinig, zo gaat dat. Druk, druk, druk en dan zijn er zo weer een paar maanden voorbij. Gelukkig ben ik er nog niet zo lang geleden nog geweest. Natuurlijk samen met Stef, ondenkbaar dat ik op bezoek ging zonder de hond mee te nemen.

Vorige week, op de verjaardag van mijn maatje, is hij overleden. Weer een icoon minder. Mijn maatje maakt het niet meer mee maar ik ga zeker afscheid nemen. En hoewel ik niet geloof, stel ik me toch voor dat ze elkaar weer zijn tegengekomen. Dat de sterke verhalen weer met verve worden verteld. Tenslotte moet je een goed verhaal nooit verpesten met de waarheid.

Wat een drukte ..

Ik was toch wel even vergeten hoe druk het is om een pup in huis te hebben. Kaatje woont nu bijna vier weken bij mij en ze houdt mij en Stef heel goed bezig. Het is een enthousiast en heel nieuwsgierig meisje. Ze stapt overal op af en heeft nog niks ontdekt waar ze bang van is. Ik kan er uren naar kijken. Gelukkig heb ik toch heel veel hulp van Stef, hij speelt en corrigeert en leert haar onbewust een heleboel dingen.

Maar ach, het gaat allemaal niet vanzelf hoor. Als ik thuiskom, moet Kaatje eerst naar buiten. Niet eerst even je tas neerzetten en je jas ophangen, nee, Kaatje uit de bench en hup, naar buiten. Want ze doet het heel goed, maar als ze een tijdje in de bench heeft gezeten en ze komt je enthousiast begroeten, tja. Dan wil ze nog wel eens vergeten dat dat plasje toch echt buiten moet. En dan ga ik weer, met mijn keukenrol en mijn chlorixdoekjes.

’s Nachts slaapt ze inmiddels bijna door. Maar de eerste week moest ik er toch echt twee keer per nacht uit. Sta je dan, op je slippers en in je badjas, in het donker. “Heel goed meisje, grote plas gedaan.” En maar hopen dat de buren niet toevallig ook even wakker zijn.

Ze begint zich ook al erg zeker te voelen. En daardoor probeert ze ook steeds meer hoe ver ze kan gaan. Superleuk, om rond te zwieren aan de rokken van het vrouwtje. Ik vind het minder, vooral als ik de stof hoor kraken. Dus “los!” en een snoepje onder haar neus. Toch probeert ze dan stiekem in mijn hand te bijten, want dat zwieren is leuker dan dat snoepje. Kleine heks. Ze probeert echt een plekje op te schuiven in de roedel.

Toch, als ik dan ’s avonds zit, televisie kijk of een boek lees, en ze komt dan bij me staan om op schoot te mogen, dan kan ik haar moeilijk weerstaan. En als Stef dan lekker ligt te tukken op de bank, mag Kaatje op schoot. Zo’n klein hondje dat dan haar neusje onder je oksel stopt en lekker in slaap valt. Het is te lief.

Dus ik heb het ervoor over. En, zoals een collega me terugpakte met mijn eigen woorden, je krijgt er zoveel voor terug…..

Hoezo, een mes mee

Je kunt tegenwoordig geen nieuwssite bekijken (of krant openslaan) of je komt weer een verslag tegen van een steekpartij. Jong en oud, het maakt niet uit, geschillen worden niet meer uitgesproken maar “uitgestoken”. Ik verbaas me er over. Zeker als het gaat over daders die nog heel jong zijn. Hoe komen die dan aan een mes. Zeggen die ’s morgens tegen hun moeder “mam, ik neem even je vleesmes mee.” En zegt die moeder dan tegen haar kind “dat is goed hoor jongen, kijk uit dat je je er niet aan snijdt.” Waarbij de jongen het mes vrolijk tussen zijn wiskundeboek en zijn tablet opbergt. Hup, in de rugzak. Hoezo neem je een mes mee naar school?

Onlangs las ik dat op een middelbare school in Frankrijk een lerares was doodgestoken. De dader, een leerling van 16 jaar, had stemmen in zijn hoofd gehad. Hij zou lijden aan een psychische stoornis. Oh, nee, maar dan kan hij er niks aan doen. Dan heeft die lerares gewoon pech gehad. Maar je zult die jongen maar net tegenkomen. Want die dame zal waarschijnlijk ook een relatie hebben gehad. En misschien ook kinderen.

Vorig jaar schreven jongeren ongeveer 70 steekincidenten op hun naam. Waarbij 10 mensen om het leven kwamen. Zelfs op oudejaarsdag werd er nog een 18-jarige knul doodgestoken. Gelukkig nieuwjaar, zou ik zeggen. Of wat te denken van die jongen van 16 die zijn schoolgenootje van 14 doodstak. Wat is er mis met ouderwets knokken. Waarbij dan een leraar tussenbeide kwam en de kemphanen allebei strafwerk kregen. Ze hadden wat blauwe plekken en schrammen maar ze overleefden het in ieder geval wel. Een geknakt ego is nog altijd minder erg dan een geknakt leven.

Oh, en steekincidenten zijn van alle tijden, dat weet ik heus wel. Maar wat me toch een beetje beangstigt, is het schijnbare gemak waarmee jonge mensen met een steekwapen rondlopen. En het ook gebruiken. En je kunt wel denken, dat overkomt mij niet, maar je weet nooit naast wie je in de bus zit. Of wie je tegenkomt in het park als je de hond uitlaat. En dat vind ik helemaal geen prettig idee.