Verjaardag

Vandaag is de verjaardag van mijn vader. Hij zou 81 jaar oud zijn geworden. Het was hem niet gegeven, hij is uiteindelijk maar 66 geworden. Zelf had hij ook nooit verwacht oud te worden, zelfs zijn vijfenzestigste verjaardag was al een verrassing voor hem. ‘Nu heb je jezelf overleefd pap, nu word je honderd’, ik hoor het mijn zus nog zeggen. Het mocht niet zo zijn.
We hebben elkaar nooit begrepen, mijn vader en ik. Ik was geen uitzondering, mijn zussen heeft hij ook nooit begrepen. Ik denk dat het zijn grootste frustratie was. Wij hebben er mee moeten leren leven.

Wij zijn opgegroeid in de nare jaren ’70, waarin het leek of iedereen modern en liberaal was. Helaas heerste achter de meeste doorzongevels nog altijd de invloed van een opvoeding in de jaren ’50. Bekrompenheid was dan misschien wel uit de mode, het was zeker nog niet uit de wereld. Het ‘wat zullen de mensen er van zeggen’ was nog altijd een belangrijke drijfveer. Ook in ons gezin, waar mijn moeder er enorm belang aan hechtte het beter te doen dan haar moeder en naar de buitenwereld een schijn van een gelukkig gezin op te houden.

Ik denk dat mijn vader kopje onder is gegaan. Hij zat teveel vast in het verleden om de moderne tijd te kunnen begrijpen. Ik weet niet of hij het heeft geprobeerd. Ik heb het hem nooit gevraagd. Ik heb hem eigenlijk nooit gevraagd wat zijn drijfveren waren. Helaas. Want nu is dat te laat. En zal ik nooit weten wat hem dreef.

Advertentie

De plaats van mijn heimwee

Een kleine boerendorpje ligt stil in de zinderende zon. De toren van de kleine kerk rijst boven alles uit, fier en trots. Het kleine kerkhof waar de dorpsbewoners van oudsher hun laatste rustplaats vinden, leunt tegen de zijkant van de kerk. Het ligt er keurig bij, alle paadjes zorgvuldig geharkt, alle dorre blaadjes een voor een opgeraapt. Het enige dat de ijverige koster niet heeft kunnen voorkomen, is de tijd, die de oude grafzerken hun verweerde uiterlijk heeft gegeven.

Naast de kerk, recht tegenover het dorpscafé, waar op zondag de mannen hun borreltje komen drinken, voordat zij bij hun vrouw plaats nemen aan het hoofd van de tafel, staat de dorpsschool. Het gebouwtje stamt nog uit de vorige eeuw. Het heeft een smalle hoge gang, de vloertegels zijn uitgesleten door de honderden klompjes die er in de voorbije jaren overheen geklepperd hebben. De ramen van de lokalen zijn hoog, kijken uit op de vierkante speelplaats waar de kinderen vroeger tikkertje speelden en knikkerden. Al naar gelang welk spel er op dat moment populair was. Als je goed luistert, kun je de schrille stemmen nog horen roepen.

Het lijkt of de tijd heeft stilgestaan in het dorp. Alsof de boeren met hun harde koppen nog altijd hun vrouw en kinderen de wet voorschrijven. Vaders wil is wet. Het leven loopt langs de uitgesleten paden. De burgemeester weet, in overleg met de pastoor, wat goed is voor de dorpelingen. En van de dorpsonderwijzer wordt verwacht dat hij in die geest de kinderen onderricht geeft.

Het kerkhof is klein, het ligt verlaten in het felle licht. De ouderwetse zerken zinderen onder de meedogenloze zonnestralen. Een aantal graven is verzakt, alsof de overledenen zich hebben teruggetrokken om zich voor te bereiden op het jongste gericht. Oude zonden worden gewogen, afgezet tegen wat de overledenen in hun arrogantie als hun rechtschapenheid zagen. De atmosfeer is doordrenkt van de gedachten aan de levens van alle namen.
De stilte is oorverdovend, hij neemt je vast met lange armen die niet meer los willen laten. Die dwingen, als willen ze zeggen ‘ denk na, allen die hier hun laatste rustplaats vonden, waren overtuigd van de afdruk van hun voetstappen. En zie wat er van is gebleven, een naam, gekerfd in een steen, begroeid met mos.’ De eenzame bezoeker, die zijn schroom heeft overwonnen, en voorzichtig het grindpad betreedt, kijkt twijfelend om zich heen. Zoals de herinnering aan een geliefde onherroepelijk door de tijd vervliegt, zo vervaagt ook de herinnering aan de laatste rustplaats. Ooit werden woorden gesproken vol verdriet, nu is de nagedachtenis overwoekerd. De plastic potten, verdorde planten, de gele bladeren uitgewaaierd over het graf, in een mozaïek zoals alleen de wind kan maken.

Bladeren ritselen, ook zij worden zacht geroerd door de wind. De geur van zomer heeft zich aan hen gehecht. Het brengt een melancholie mee die doet terugverlangen naar vroeger. Een vroeger dat waarschijnlijk nooit heeft bestaan zoals het wordt herinnerd, maar dat een gevoel van veiligheid en geborgenheid teweeg brengt. Een vroeger dat spreekt van kinderen die buiten spelen, hun ijle stemmen tegen de blauwe lucht. Van moeders die een onvoorwaardelijk thuis betekenen. Van vaders die alle demonen de baas kunnen, zodat deze ’s nachts de dromen van de kinderen niet kunnen binnendringen met hun tentakels. Een vroeger, dat is meegenomen door de gebeurtenissen in de tijd, een zacht zeurende pijn achterlatend in het hart.
In een hoek, half verscholen onder een deken van kleine blaadjes ligt een kleine gedenksteen. De voorbije jaren hebben naast het verdriet ook de letters verweert. Een loom insect koestert zich in de warmte van het graniet, de gazen vleugels trillen in de zon. Het is alsof het graf zich heeft overgegeven aan de eeuwigheid.

Het is het graf van mijn vader. De man die ik zo innig lief had, maar waar ik tegelijkertijd ook een heel moeizame relatie mee had. De conservatieve man, die maar geen begrip wist te vinden voor de moderne beuzelarijen waar de hedendaagse jeugd zich mee bezig hield. Die bleef steken in zijn eigen katholieke achtergrond, star, streng, niet genegen ook maar een sprankje flexibiliteit te vertonen.
Die zijn kinderen met harde hand opvoedde, vrijheid was een woord wat wij in onze jeugd niet tegenkwamen.

Maar mijn vader was ook een heel andere man, hij was die onderwijzer die zijn hart had gegeven aan de dorpsschool. Hij liep door die smalle hoge gang, hoorde de klompjes klepperen en de schrille stemmen roepen. Mijn vader bepaalde wat de jeugd moest leren, wat de kinderen moesten weten. Vol liefde heeft hij al die kinderen begeleid, hen de weg gewezen naar volwassenheid, getracht hen te leren wat goed is en kwaad, en hoe je tussen deze twee het onderscheid kunt opmerken. Dit was zijn roeping, zijn wezen. Hier was hij op zijn plaats.

Op oude foto’s zie ik hem staan, zijn hoofd gebogen over een kind, dat trouwhartig naar hem opkijkt. Het kind is bereid naar mijn vader te luisteren. Mijn vader immers, geeft hem alles wat hij heeft. De sfeer die dat beeld uitademt, doet mij toch ongemerkt terugverlangen naar mijn vroege jeugd. Toen het gezag van mijn vader nog niet werd ondermijnd door mijn ontwikkeling naar volwassenheid. Toen hij nog gewoon mijn demonen verjaagde.

Deze plek kan het niet veranderen. Wat gebeurd is, laat zich alleen nog maar verzachten door de tijd. Maar deze plek zal voor altijd een deel van mijn wezen zijn. Net als mijn vader.

Begin

Je moet ergens beginnen als je verhalen wilt publiceren. De eerste wedstrijd waar ik aan mee deed, was uitgeschreven door het blad Esta. Het was ook de eerste keer dat ik geconfronteerd werd met de invloed van Facebook. Stemmen kon nl. alleen via dit medium. En ik had geen account.

Nu inmiddels wel. De wedstrijd loopt niet meer. Maar ik hoop dat jullie toch plezier beleven aan het lezen van mijn verhaal.

Noodlot

Op de ochtend dat ze hem kwamen halen, meldde Esteban Balbuena zich ziek bij zijn werk, gaf hij zijn moeder een afscheidskus zonder haar te wekken en nam hij kalm plaats op het houten krukje voor zijn huis, terwijl hij in de opkomende augustuszon staarde. Het zou weer een warme dag worden, Esteban voelde hoe zijn huid door de warmte werd gestreeld. Het was een vreemd idee dat dit waarschijnlijk de laatste keer zou zijn.
Hoe anders had hij zich zijn leven met Esmeralda gehoopt. Hoe had het noodlot zo toe kunnen slaan.

Esteban ging in gedachten terug naar die zwarte dag, nu al bijna anderhalf jaar geleden. Esmeralda stond niet in de keuken, toen hij thuiskwam uit zijn werk. Esteban zocht er niet direct iets achter, het gebeurde wel vaker dat Esmeralda later was. Dan zocht ze op de markt nog naar dat ene speciale ingrediënt dat ze nodig had om het avondmaal weer zo te laten smaken zoals alleen zij dat kon. Esteban zag haar over de markt lopen, trots, haar lange zwarte haren als een krans om haar schouders, de grote oude mand aan haar arm. Hij zag haar lange slanke handen bijna teder over de groenten en kruiden gaan. Hij zag haar een rijpe vrucht oppakken, omhoog houden, zodat hij glansde in het zonlicht. Hij zag de marktmannen afgunstig kijken, hoe graag zouden zij niet beroerd willen worden door die sierlijke handen. Esteban voelde geen jaloezie, hij wist dat alleen hij was uitverkoren.

Hij had de grote keuken rondgekeken om te zien of er al voorbereidingen waren getroffen. Er was echter niets te zien, alle gereedschappen stonden stil in het gelid. Als onbesuisde soldaten die wachten op het teken om ten strijde te trekken. Roffelend van ongeduld. Het was stil in de keuken, het gewoonlijke lawaai van zuidelijk temperament was verstomd. Esteban had zijn spullen weggeborgen en had voor zichzelf een glas landwijn ingeschonken. Hij hield van de volle smaak van de eenvoudige wijn. Het was een eerlijke streling van de zintuigen. Niet zo verfijnd als tegenwoordig zo in de mode was, voor Esteban stond deze wijze van verfijning vaak gelijk aan onecht. Esteban was een eenvoudig man.

Hij ging in de oude schommelstoel op de veranda zitten en draaide het glas wijn rond in zijn handen. Een vreemd gevoel van onrust bekroop hem. Hij kon het niet plaatsen, er zou toch niets gebeurd zijn. Esmeralda liet meestal toch wel een bericht voor hem achter.

Het onrustige gevoel was alleen nog maar heviger geworden toen Esmeralda was thuis gekomen, zonder de grote mand vol groenten, en zij vaag bleef over waar zij was geweest. Ze vertelde iets onduidelijks over een bezoek aan een vriendin die Esteban toch niet kende en hij had het er bij gelaten. In zijn achterhoofd wist hij dat haar verhaal niet kon kloppen, Esmeralda had geen vriendinnen die hij niet kende. Hij kende zijn vrouw al haar hele leven, ze waren samen opgegroeid, ze hadden samen als kleine kinderen op hun blote voeten gespeeld in de stoffige straatjes van het kleine stadje. Ze waren samen smerig geworden in het verlaten fabrieksgebouw aan de rand van de stad, dat zo vervallen was dat het voor de kinderen streng verboden was binnen een straal van 100 meter te komen. En toen zij ontdekten dat hun jeugdvriendschap zich had ontwikkeld tot een diepgewortelde en allesoverheersende liefde was dit voor hun omgeving slechts een logische stap geweest. Dit was de eerste keer dat zijn een geheim met zich droeg.

Esteban had niet verder gevraagd. Nachten lang had hij wakker gelegen, luisterend naar de ademhaling van zijn geliefde, die ook de slaap niet kon vatten en rusteloos bewoog. Tot die fatale dag dat Esmeralda hem had doen zitten op zijn geliefde plekje op de veranda. Ze had hem aangekeken met haar liefdevolle ogen en zijn wereld onder zijn voeten vandaan geslagen.

Nu verweet hij zichzelf dat hij nooit iets gemerkt had van haar vermoeidheid, of haar kortademigheid. Dat hij altijd heel egoïstisch en gelukkig door het leven was gestapt, in de zekerheid dat hen niets kon overkomen. Hoe had hij zo blind kunnen zijn.

Hij was meegegaan naar de arts die het doodvonnis bevestigde. Niet behandelbaar, niet operabel, verlengen en pijnbestrijding. Het waren woorden die hij niet wilde horen. Woorden die ook helemaal niet bij Esmeralda pasten. Zij moest zingen en dansen. Zij was een dochter van de zon.

Het was een onwerkelijke periode geweest. De grootste angst voor Esmeralda was de aftakeling geweest. Het mensonwaardige van het veranderen in een schim, een doorschijnende geest, niet in staat het leven te omarmen zoals zij dat altijd gewend was. Het onzichtbaar worden. En langzaam was zich in haar geest een beangstigende gedachte gaan hechten. Esteban wist niet hoe lang ze er mee had rondgelopen voor ze het hem durfde te vragen. Een einde maken aan het leven van de vrouw van wie je zielsveel houdt. Ze had hem beter kunnen vragen of hij zijn rechterhand zou willen missen. Hij was heel hard het huis uit gelopen en was pas gestopt met lopen toen hij volledig buiten adem steun moest zoeken tegen een boom. Hij was op de grond gezakt en had met zijn hoofd in zijn handen zitten huilen. Als een klein kind dat verloren was gelopen. dat gevoel had hem sindsdien ook niet meer verlaten. Voorbijgangers hadden hem nieuwsgierig bekeken. Een klein meisje had heel voorzichtig in een troostend gebaar haar handen op zijn weerbarstige haren gelegd. Het had hem, ondanks alles, goed gedaan. Later was hij teruggegaan naar zijn huis. Hij had Esmeralda aangetroffen op dezelfde plaats. Het was alsof zij zich niet had bewogen. Ze hadden er dagenlang niet meer over gesproken, alsof het niet bestond.

Maar het bleef als een spook boven hun dagelijkse leven hangen. Esteban stond iedere dag op, ging trouw naar zijn werk, kuste Esmeralda als hij thuis kwam en zij in de keuken het avondmaal bereidde. Op een avond had hij haar verteld dat het goed was, dat hij begreep dat zij een waardige afsluiting van haar aardse bestaan wenste. Esmeralda was vanaf dat moment begonnen met de voorbereiding van haar afscheid. Esteban was onder de indruk geweest van de zorgvuldigheid waarmee zij te werk ging. Ze moest dit in haar hoofd al honderden keren geoefend hebben. Er werd geen enkel detail vergeten. Toen alles in gereedheid was gebracht, wist Esteban dat het moment was aangebroken. Esmeralda was de voorbije weken zieker en zieker geworden, de tumor groeide in haar als een kwaadaardige larve die haar uitholde tot zij straks onzichtbaar was geworden.

Die bewuste avond had zij alles klaar gezet. Zij had de moeder van Esteban gebeld en met haar besproken dat zijn moeder een tijdje bij Esteban zou blijven als Esmeralda er niet meer was. De wijze vrouw had geen vragen gesteld, ze had Esmeralda gezegd dat ze van haar hield en dat ze haar nooit zou vergeten. Esteban had afscheid genomen van de liefde van zijn leven en haar geholpen. Voor ze voor de laatste keer haar ogen sloot, had ze hem lang aangekeken. Alsof ze ieder detail van zijn gezicht, iedere rimpel en oneffenheid voor altijd op haar netvlies wilde hebben. Esteban op zijn beurt werd bevangen door een enorm gevoel van onmacht, zo groot en zo erg dat hij de pijn kon voelen. ‘Mijn lief’, had zij gezegd.

De begrafenis was eenvoudig geweest. Precies zoals Esmeralda het wilde en geregeld had. Alle woorden gingen langs Esteban heen, zijn moeder die sprak over liefde, de moeder van Esmeralda die sprak over verlies. Geen van allen konden onder woorden brengen wat hij voelde, hij kon het zelf niet eens. Wat waren de woorden voor de allesomvattende eenzaamheid die voor hem in het verschiet lag. Hoe kon Esteban beschrijven hoe kil en dor de toekomst voor hem lag, zonder haar, die altijd het verschil had gemaakt. Hoe koud hij het had. Het was hem dan ook bijna welkom toen op die ochtend een agent voor de deur stond, die hem arresteerde voor de moord op Esmeralda Espinoza De Amate.

De rechtszaak zou eenvoudig zijn, de bewijzen waren niet moeilijk te vinden. Tenslotte waren ze niet verborgen. Esteban wilde alles bekennen. De rechter hield rekening met het feit dat Esmeralda ongeneeslijk ziek was en had hem het proces thuis af laten wachten. Waar moest hij tenslotte heen. En Esteban had getracht zijn leven zo normaal mogelijk te leven. Hij was naar zijn werk gegaan, alsof er niets aan de hand was. Zijn collega’s hadden hem met rust gelaten, zij wisten ook niet goed hoe om te gaan met die man die stil zijn weg ging. En nu was de dag aangebroken dat zijn oordeel geveld zou worden. Het proces zou vandaag beginnen.

Daarom had hij zachtjes afscheid genomen van zijn moeder en zat hij nu rustig te wachten op wat komen ging. Hij haalde diep adem en dacht aan Esmeralda. Hij had geen spijt, het was goed, hij had het gedaan voor zijn liefde. Hij zou er zijn leven voor geven.