Revalidatie

agitated-2023984_1280

Na die dag in dat raar ruikende gebouw waren baasje en vrouwtje heel voorzichtig met hem. Hij snapte er niet veel van. Ze hadden hem toch zelf daar mee naar toe genomen. Gelukkig kwamen ze hem ook wel snel weer ophalen. Maar wat er nou allemaal gebeurd was?

Zijn pootje in dat rare witte spul, zodat hij niet eens met zijn voet de vloer aanraakte. Hij kon zijn pootje ook niet buigen, heel vreemd allemaal. Toen dat er na twee dagen af mocht, had hij een hele kale poot. En dat ging jeuken. Maar daar mocht hij dan weer niet aankomen. Ook al zo raar. Hij hield zich maar rustig zodat er niet nog meer gekke dingen gebeurden. Stel je voor.

En dan nog die rare snoepjes die hij steeds kreeg. Sommige waren heel vies. Hij moest ze slikken, het vrouwtje stopte ze gewoon achter in zijn keel en hield zijn kaken op elkaar tot hij ze niet meer kon uitspugen. En je merkte er niet eens iets van. Maar er waren ook snoepjes, die waren zo gek. Als je die kreeg dan werd je daarna helemaal sloom. Ook die keer dat zijn tennisballenmaatje er was, toen kon hij bijna nog niet eens naar de bank komen. Hij ging gewoon halverwege op de grond liggen slapen. Zo raar, dat gebeurde toch nooit.

Gelukkig ging het twee weken later al een heel stuk beter. Hij ging gezellig met het baasje mee. Even moest hij wel slikken toen hij zag waar ze heen gingen. Weer dat rare gebouw waar het zo bijzonder rook. Hij had er niet zo op. Meestal gebeurden er zo maar akelige dingen als hij daar was. Gelukkig was nu er een hele aardige mevrouw die hem gelijk enthousiast begroette. Ze keek naar zijn kale pootje en knipte wat van de stomme draadjes af die er uit staken. Ze was wel tevreden, geloofde hij. Het baasje lachte dus het zou wel goed zijn.

Wel ging zijn pootje weer jeuken, daarna. En hij mocht er nog steeds niet aankomen. Hij zuchtte maar eens.

Ze waren nog steeds heel voorzichtig. Alle tennisballen waren weg. Hij wist niet waar ze heen waren maar hij mocht er niet mee spelen. Met niks eigenlijk. Hij mocht ook niet springen, ze hadden een opstap gemaakt naar de bank, zodat hij er alleen maar hoefde te lopen. Soms had het ook voordelen hoor, dan kwam het baasje lekker naast hem een tukje doen. Of bracht het vrouwtje een kadootje voor hem mee. Nee, daar had hij niet over te klagen.

Ook leek het wel of hij een nieuwe naam gekregen had. Hij heette niet meer Stef, hij heette voortaan Rustig. En hij snapte toch echt niet waarom. Hij had even pijn aan zijn pootje gehad maar dat was al weer voorbij. Hij kon nu echt weer gewoon rennen en springen. Alleen leek het wel of dat niet mocht. Mensen, hij zou ze nooit helemaal begrijpen.

 

Advertentie

Je went er aan hè.

hoofdpijn

Toen de diagnose werd gesteld, was iedereen bezorgd. Clusterhoofdpijn, dat was heftig. Familie en vrienden leefden intens mee. Het was ook niet niks. Er kwamen medicijnen, injectiepennen, er werden zuurstofflessen binnen gebracht. Hij was zelf al lang blij dat er eindelijk een diagnose was gesteld. Hij was niet gek en geen aansteller. De adviezen “pak een paracetamolletje, dan gaat je hoofdpijn vanzelf over” kon hij nu echt als onzin afdoen.

De aanvallen werden er niet minder door, maar er was in ieder geval meer begrip. Regelmatig kreeg hij de vraag hoe het met hem ging. “Goed hoor”, zei hij dan, “ik kan er mee leven.” Tenslotte had hij van thuis uit geleerd dat je niet mocht klagen over dingen die je mankeerde. De clusters kwamen en gingen. Het was ook niet iedere dag een hel, er waren best hele rustige periodes bij. Soms afgewisseld met weken dat hij zoveel aanvallen had dat hij niet wist waar hij het moest zoeken. Maar ook die gingen weer over.

Langzamerhand werd het gewoon. Hij had clusterhoofdpijn. De vragen hoe het met hem ging werden steeds minder. Tot op het laatst eigenlijk niemand er meer naar vroeg. Het was een gegeven, je raakte eraan gewend. Hij zelf begon er niet over, hij wilde anderen er niet mee lastig vallen en uiteindelijk had je er niks aan. Het veranderde toch niet. Het voordeel was dat hij ook niet meer hoefde te luisteren naar mensen die hem vertelden dat hun kennis, oom, vriend ook last van migraine had. Alsof dat hetzelfde was. Maar toch knaagde het, het leek wel of niemand meer begrip had. Het was gewoon, het hoorde er bij. Wen er maar aan.

Zelf werd hij er wel iedere dag mee geconfronteerd. Zeker de wintermaanden waren geen feest. Heel vreemd maar het was alsof iets in het weer het aantal aanvallen verhoogde. Soms hielp zuurstof niet meer en moest hij zijn toevlucht nemen tot meerdere injecties per dag. Het was niet makkelijk om in een dergelijke periode positief te blijven. Hij merkte aan zichzelf dat hij kortaf werd, prikkelbaar en makkelijk geërgerd. Dat wilde hij niet, maar het ging vanzelf. Hij was zo moe. Wat zou het fijn zijn om eens een keer een hele nacht door te kunnen slapen.

Zou hij het nog een keer ter sprake brengen? Maar zouden ze hem dan geen zeurpiet vinden? Tenslotte moest hij er zelf nu toch ook wel onderhand aan gewend zijn. Alleen, je went niet aan hoofdpijnaanvallen. Het is geen zeurende pijn, het maakt dat je niet meer kunt denken of functioneren. Het rare is alleen dat als een aanval weg is, er eigenlijk ook niks meer aan de hand is. Afgezien dan van de uitputting. Dus sleepte hij zich maar verder. Nam de maximale dosis medicijnen. Hij mocht van de neuroloog afbouwen en opbouwen maar nooit boven een bepaalde dosis komen. Daar zat hij nu al weer een tijdje aan. Wellicht werd het toch weer eens een keer tijd voor een bezoek aan die specialist. Andere medicijnen misschien. Voor sommige medicijnen was hij alleen zo bang. Lithium, nee, dat was toch een stap te ver. Dat werd ook voor hele andere aandoeningen voorgeschreven.

Gelukkig kwam de lente er aan. Dan neemt het aantal aanvallen meestal wel af. Voorlopig nog maar even gewoon doorgaan. Geen mensen lastig vallen. Tenslotte was het zijn aandoening, niet die van anderen.

 

OMG

library-568940_1920

OMG, idd brb me BFF.

Ik kan er maar niet aan wennen. Ik weet ook zeker dat mijn leraar Nederlands van de middelbare school het er helemaal niet mee eens is. En, dat is zeker, ik weiger er ook aan mee te doen. Natuurlijk ben ik een zeurpiet en “weet ik toch wat er wordt bedoeld”, maar dat is voor mij niet genoeg. Het is niet ‘me’ boek, het is ‘mijn’ boek. Vreselijk.

Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Gelukkig zijn er meer mensen die de Nederlandse taal nog hoog hebben staan. Dat zijn net zulke zeurpieten als ik. Ik begrijp best dat jongeren zich niet meer kunnen verliezen in de taal van Couperus, maar om nu alles maar af te schaffen en te roepen dat het allemaal moet kunnen, dat gaat me toch echt te ver.

En dan zijn er nog die uitdrukkingen en afkortingen. Ik snap er niks van. LOL, wat nou. Met je BFF op een terrasje zitten. Heel bijzonder. Laatst kwam ik een blog tegen die begon met “Hi peeps”. Ik hoef denk ik niet uit te leggen  dat dat de enige twee woorden zijn die ik van deze schrijver heb gelezen.

Maar niet alleen in appjes en blogs kom je dat soort dingen tegen, ook in een zakelijke omgeving worden te pas en te onpas uitdrukkingen verkeerd gebruikt. De moderne management taal is een gruwel, waar halen die mensen al die woorden vandaan. Opschalen, downsizen, tijdens de uitrol kunnen we alles handjes en voetjes geven, om het daarna te levelen. Want het wordt nog een hele challenge. Tssss. We laten tegenwoordig niks meer escaleren, we escaleren het gewoon zelf.

Onze Nederlandse taal, zou het een uitstervend fenomeen zijn? Tenslotte zijn er al reclamespots op televisie waar geen woord Nederlands aan te pas komt. Mensen die dit niet goed kunnen volgen zullen wel niet tot de doelgroep behoren. En het ergste is, je hoort om je heen zoveel Engels dat het vaak niet eens opvalt. En het zou wel makkelijk zijn hoor, als iedereen elkaar verstaat. Ik ben de laatste die daar een probleem mee heeft. Maar ik hou toch nog steeds van het Nederlands.

Ach, wie weet. Misschien komt er in de toekomst nog wel eens een vereniging van mensen die de oude Nederlandse taal beoefenen. In besloten kring natuurlijk, de voertaal is dan immers Engels geworden. Een Engels waar Oscar Wilde en W.B. Yeats nog nooit van gehoord hebben, dat dan weer wel. We communiceren in afkortingen en emoticons en lappen alle oude regels aan onze laars. Tenslotte snapt iedereen best wel wat we bedoelen, toch!

 

Operatie

ridderkerk-3006276149881806856_stifle_lat.0004

Het is zover, Stef gaat onder het mes. Om 08.00 uur ‘s ochtends worden we verwacht in de kliniek in Barendrecht. Een vriendelijke arts ontvangt ons. Hij heeft direct alle aandacht voor Stef. “Is het een brave?”, de zachte Belgische tongval stelt meteen gerust. We knikken, Stef is een hele brave hond. Gelukkig bewijst hij dat ook door vriendelijk naar de arts te kwispelen. Die onderzoekt het geblesseerde pootje en legt ons aan de hand van duidelijke röntgenfoto´s uit wat hij precies gaat doen. En vertelt dat Stef daarna echt zes weken heel rustig aan moet doen. ¨Dat wordt een uitdaging”, we hebben daar niet zo veel vertrouwen in. “Ik zal kalmeringsmiddelen meegeven, dat is geen probleem.”

Na Stef nog een dikke knuffel gegeven te hebben, stappen we weer in de auto. Met alleen de hondenriem. Dat voelt naar, jaren geleden stapten we met ook alleen een riem naar buiten bij een dierenkliniek, toen hadden we onze kleine Dopey, net zes maanden oud, in moeten laten slapen. Gelukkig zijn de vooruitzichten nu beter.

Na tweeënhalf uur krijgen we een telefoontje. De operatie is goed gelukt, Stef is al weer aan het bijkomen. Halverwege de middag mogen we hem op komen halen.

Natuurlijk zijn we er op tijd. We krijgen een stapel informatie, adviezen en medicatie mee en dan wordt die kleine man gehaald. Het valt niet mee, zijn pootje zit volledig ingepakt in een dik verband. Zelfs zijn voetje is niet meer te zien. Het valt hem zelf ook niet mee, dat is duidelijk te merken. Wat is hij boos, die kleine vent. De hele weg naar huis zit hij achter in de auto te mopperen.

Het nadeel is dat je met een hond niet kunt praten. Je kunt hem niet vertellen dat het voor zijn eigen bestwil is. Dat hij een paar weken rustig aan moet doen en dat hij dan langzamerhand weer de oude wordt. En gewoon weer mag gaan rennen en springen. Stef jammert en moppert en wil beslist niet op zijn warme kussen gaan liggen. Nee, onder de tafel, op de koude tegelvloer. Eten lust hij wel, daar ligt het niet aan. De pijnstiller die ik hem als een snoepje aanbied, is ook in een mum verdwenen.

Het wordt nog wat. Niet rennen, niet springen. We hebben een ‘broekspijp’ voor hem gekocht. Die moet straks aan als het verband van zijn pootje gaat. Dat zal ook nog wel een strijd worden. Maar, zoals gezegd, het is voor zijn eigen bestwil. Straks zal hij ons dankbaar zijn. Toch?