Kleur

“Mam?”

“Ja jongen?”

“Ik ben niet mooi hè?”

Ze kijkt het kleine jongetje aan. Hij is het mooiste mannetje van de hele wereld, compleet met zijn scheve glimlachje en zijn lieve donkere ogen. Een koude hand klemt zich om haar hart. Wordt hij gepest, haar kleine ventje, gebeuren er zaken waar ze geen weet van heeft?

“Hoe kom je daar bij?”

Hij haalt zijn kleine schoudertjes op. Kijkt een beetje onwillig weg als ze zijn blik probeert te vangen. ze probeert zijn handje vast te pakken maar hij trekt terug.

“Nou, dat dacht ik zo maar.”

“Jij bent prachtig, natuurlijk ben jij wel mooi.”

“Dat zeg je alleen maar omdat je mijn mama bent.”

Hij loopt weg en kruipt met zijn iPad op de bank. Lijkt even later verdiept in een spelletje. Het zit haar niet lekker en ze gaat naast hem zitten. Hij kijkt haar een beetje schuldig aan. Alsof hij wil zeggen, ik heb je laten schrikken hè, dat was niet de bedoeling.

“Vertel eens, waarom vraag je nou of je mooi bent. Wie heeft er tegen jou gezegd dat je niet mooi bent?”

Ze ziet zijn lipje trillen. Hij probeert zich groot te houden, haar kleine man, maar ze ziet de tranen in zijn ogen komen. Ze slaat haar arm om hem heen en trekt hem tegen zich aan. Zijn kleine lijfje verwarmt haar hart.

“Nou, ik dacht het, omdat mensen op televisie zo boos zijn op mensen met zo’n kleur als ik. En ik dacht, dat komt dan natuurlijk omdat die mensen niet mooi zijn. Met zo’n kleur. Dus dan kan ik toch ook niet mooi zijn.”

“Maar jongen, dat is toch helemaal niet waar. Die mensen snappen er helemaal niks van. Die zijn bang voor dingen die ze niet kennen.”

Ze ziet dat dit boven zijn pet gaat. Maar ze kan het hem niet uitleggen. Hoe zou hij kunnen begrijpen dat de angst  voor het onbekende mensen dingen laat doen die onvoorstelbaar zijn. Dat verdraagzaamheid alleen maar kan ontstaan door wederzijds begrip. En dat je daarvoor bereid moet zijn met elkaar de dialoog aan te gaan. En dat de mensen die om het hardst roepen dat vreemdelingen gevaarlijk zijn, eigenlijk alleen maar uit zijn op macht. Dat zij heel handig inspelen op de onzekerheid van mensen. Dat zij bewust dingen verzwijgen om anderen in een kwaad daglicht te zetten. Omdat zij anders hun eigen verhaal onderuit halen. Hoe kan ze dat vertellen aan dat kind dat op het schoolplein met alle kindjes speelt, ongeacht huidskleur en afkomst. Hoe lang zal dat nog duren? Wanneer gaan de scheuren zich aftekenen in die mini-maatschappij? Ze weet het niet.

Het zit zo ingebakken in onze cultuur, we doen het niet eens expres. Sneeuwwitje is de prachtige lieve prinses, haar huid zo blank als sneeuw. De boze stiefmoeder is gekleed in het zwart, de kleur van het kwaad. Heel langzaam ontstaat in de gedachten van die kinderen het idee dat het inderdaad zo is, dat donker niet goed is. Zij nemen dit mee in hun volwassenheid, het wordt een gevoel. Onbewust wordt de keuze in een oogwenk gemaakt. Het vooroordeel wordt niet meer herkend.  De prinses wordt gered door de knappe man op het witte paard.

“Jij bent mooi, laat je alsjeblieft door niemand vertellen dat dat niet zo is.”

Hij kruipt nog eens wat dichter tegen haar aan.

“Jij bent lief mama.”

Het gevaar is weer voor even bezworen. Het evenwicht weer voor even hersteld.

’s Avonds in bed moet ze hartverscheurend huilen, ze is ontroostbaar. Als een dergelijk idee zich vast kan haken in het kleine hoofdje van een klein jongetje, hoe ver zijn we dan van huis. Ze weet het werkelijk niet.

 

Advertentie

Herfst

Heerlijk op zondagmorgen op pad met mijn kleine vriend. Het is nog fris buiten, de herfst verspreidt de vochtige geur van heimwee. Rubberlaarzen aan, handen diep in je zakken en snuiven. Zeker, wat je ruikt is de geur van rottend blad en paddenstoelen, een teken dat de zomer weer op zijn retour is, maar dat geeft niet, de natuur gaat nog één keer knallen.

Niet te hard lopen natuurlijk, aan al die spindraden die overal aan je gezicht blijven plakken kunnen ook wel eens verdwaalde spinnen zitten. Het is sowieso lastig om alle herfstperikelen te ontwijken. Takken die door de vochtige bladeren zijn gaan doorhangen en hun druppels laten vallen precies als jij er onderdoor loopt. Huh, weer koude druppels in je nek. Het is ook glad, de gekleurde bladeren die zijn gevallen vormen een dik verend pad. Je moet goed kijken waar je je voeten zet, boomwortels zijn nu niet meer te zien.

Mijn kleine maatje lijkt er geen last van te hebben. Hij rent zich de benen onder zijn lijfje vandaan. Alles ruikt ook zo heerlijk vanochtend, de natuur heeft alle registers opgetrokken. Er valt zoveel te ruiken en te ontdekken, hij weet niet waar hij moet beginnen. Ik zie hem van de ene tak naar de andere stronk rennen, er zijn gewoon teveel indrukken. Wat kan ik daar van genieten.

Ik loop deze route iedere dag als wij op ons geliefde plekje in de Ardennen zijn. ’s Morgens vroeg, nog niemand wakker, alleen mijn kleine maat en ik. Een heerlijk begin van de dag. We zijn hier vanaf half augustus tot eind oktober, zo vaak als we kunnen. Ik heb ook dit jaar het vrolijke groen weer zien veranderen in de uitbundige kleuren van de herfst. De lange avonden vol warmte veranderden in korte avonden waarin we tot laat bij de vuurkorf zaten. Het grillige licht van het vuur maakte de mooiste schaduwen op de omgeving. Het geluid van de Amblève vormt achtergrondmuziek waar geen symfonieorkest aan kan tippen. Dit zijn de avonden waarop je verder niets te wensen hebt. Gewoon zitten, bij het vuur, met man en hond, en gelukkig zijn.

Ik loop verder en passeer de bruggetjes. Mijn vriendje loopt hier heel voorzichtig. Vorig jaar durfde hij niet maar nu weet hij dat er niets gebeurt. Hij kent het pad. Natuurlijk, even snuffelen aan die omgevallen boom. Ik zie dat de herfst paddenstoelen heeft doen groeien op de donker wordende bast. Elfenbankjes, ze spreken nog altijd tot mijn verbeelding.

We lopen tot het eind van het bos. Daar houdt het land op en kijken we naar het riviertje beneden. Ganzen hebben zich verzameld en maken zich op voor de lange tocht naar het zuiden. Ook zij weten dat na de herfst de winter in aantocht is. Dan wordt de natuur kaal en trekt zich terug in een winterslaap. Alles komt tot rust, een periode van bezinning dient zich aan. Ook deze periode is waardevol, je wordt gedwongen na te denken over waar je mee bezig bent en of dat wel allemaal zinvol is.

Mijn maatje en ik lopen terug. Niet dezelfde weg, dat zou saai zijn. Hij weet de weg, hij weet dat we links of rechts het paadje kunnen nemen, maar dat we altijd weer thuis komen. Ik neem bij voorkeur dezelfde weg als de heenweg. Daar zijn de spinnendraden al weg. Mijn vriendje niet, die rent door de struiken en over de stronken. Niets kan hem deren, hij is heer en meester in het bos. Ik kijk nog een keer om en geniet nog een laatste keer van de kleuren. De meest gevierde kunstenaar doet het echt niet beter. De natuur is nog altijd superieur.

Ik ben weer thuis, Stefke krijgt zijn brokjes. Zelf ga ik koffie zetten en lekker nog even buiten zitten. Het is wel fris maar dat deert me niet. Zo’n wandeling, dat is puur geluk. Dag Dieupart, tot volgend jaar.