Vroeger, oh, ik word echt oud, hadden wij geen internet. Wij speelden buiten, ook als het niet zo’n heel mooi weer was. Wij mochten van onze ouders geen snoepjes aannemen van vreemden en niet met vreemde mannen mee gaan. Mijn moeder vertelt nog altijd met een beetje gêne en maar toch ook wel wat trots dat ik ooit een de hele Vroom & Dreesman-winkel bij elkaar heb geschreeuwd omdat een vreemde mevrouw me vroeg even op een kinderfietsje te gaan zitten. Haar kleinkind was net zo groot als ik en ze wilde dat fietsje kopen voor haar verjaardag. En ze wist niet of het zou passen, misschien was het fietsje nog wel veel te groot. Maar wist ik veel, ik mocht van mijn moeder niet met vreemde mevrouwen meegaan en ik zag op dat moment mijn eigen ouders even niet in de buurt. De bewuste dame verontschuldigde zich bij mijn moeder, ze had beter moeten weten, vond ze.
Tegenwoordig maken allerlei engerds accounts aan op Facebook om kinderen te benaderen. Zij doen zich voor als veertienjarigen om te voorkomen dat deze kinderen digitaal moord en brand gaan schreeuwen. Waarschijnlijk hebben ze zich ook eerst verdiept in de schrijftaal en gedragingen van deze jonge kinderen. Zodat ze niet de fout maken de verkeerde woordkeuze te gebruiken. Wat zijn dat voor mensen, die eerst een studie maken van hun object en dan pas toenadering zoeken. Dat zijn geen spontane potloodventers, die je achterna rennen in een op Koot & Bie geïnspireerde jas. Dat zijn volbloed perverselingen die nergens voor terugdeinzen.
Wat moet dat voor ouders vreselijk zijn. Ik zeg niet dat het vroeger beter was, verre van. Maar het was toen voor dit soort ellendelingen wel wat ingewikkelder. Nu moet je denk ik als ouder lijdzaam toekijken en hopen dat je kinderen niet in de val gelokt worden. Natuurlijk, je waarschuwt ze, maar voor sommige zaken kun je hen niet behoeden. Gewoonweg omdat normale mensen niet weten dat die dingen bestaan. En als je denkt dat je nu alles wel gehoord hebt, komt er toch weer een extra zieke geest die iets nieuws verzint.
Want wie denkt er nu aan dat een volwassen man achter zijn pc gaat zitten, inlogt als kind en zich vervolgens verlekkert aan het idee dat hij zit te chatten met kinderen die waarschijnlijk nog niet half zo oud zijn als hij. Hoe ziek ben je dan. Ieder normaal mens krijgt het schaamrood op de kaken. En wat vaak nog het ergste is, dit gebeurt in alle anonimiteit. De bewuste pervert gaat ’s ochtends gewoon weer naar zijn werk. Op kantoor, in een productie-omgeving, in een ziekenhuis. Het is niet één type dader, het is de doodgewone man die naast je in de bus zit. En dat maakt het zo griezelig.
Maar wat moet je dan? Je kunt ook niet vertrouwen op de overheid. Als politie en justitie na grondig onderzoek en zorgvuldige procesvoering de dader opgeborgen heeft in een Tbs-kliniek, blijkt dat hij daar gewoon op zijn gemak verder kan gaan. Internet, mobiele telefoon, het is er allemaal voor handen lijkt het wel. En tijd genoeg voor een uitgebreide voorbereiding. Tenslotte heeft hij verder niet veel te doen.
Je kinderen verbieden het internet op te gaan, is geen optie. We kunnen zelf ons leven ook niet meer voorstellen zonder. Het is de grote vraagbaak die telefoonboeken en encyclopedieën vervangt, het medium dat ons in contact laat zijn met allerlei kennissen, die wij dan ook misleidend vrienden noemen, dat dan weer wel, maar toch. Internet is er en het gaat waarschijnlijk nooit meer weg. Degenen die er mee opgegroeid zijn, gebruiken het met een vanzelfsprekendheid die boekdelen spreekt. Zoals wij speelden met bambino-steentjes, zo spelen de jongeren van tegenwoordig hun computerspellen. Met dit verschil dat de bambino-steentjes alleen een risico vormden voor ondernemende peuters die dachten dat je die ook wel door je neus kon inhaleren.
Iedere generatie wordt blootgesteld aan bepaalde gevaren die alleen in dat betreffende tijdsbeeld passen. Waarschijnlijk is het zo dat hoe complexer de tijd, des te complexer de gevaren. Helaas.