Tandarts

tandarts

Onlangs was ik weer aan de beurt voor mijn halfjaarlijkse controlebeurt bij de tandarts. Gelijk gecombineerd met een bezoek aan de mondhygiëniste, dan was ik er maar vanaf. Het is niet mijn meest favoriete bezigheid maar ik kan ook niet zeggen dat ik bang ben van de tandarts. Het moet gebeuren, ik wil mijn gebit graag in goede orde houden zodat ik niet voortijdig gebruik hoef te maken van allerlei hulpmiddelen. Hoe goed en onzichtbaar deze tegenwoordig ook zijn.

Ik ben al wat ouder, dus ik heb ook de periode nog meegemaakt dat een tandarts zich niet enorm bekommerde om het wel en wee van de patiënten en zich vol vuur bediende van boren en tangen. Alsof de man naar olie stond te boren. Wij hadden ook nog de pech dat onze tandarts een grote man was, met heel veel zwarte haren op zijn handen. Weerloos lag je als kind in zijn stoel, met angstig opengesperde mond, wachtend tot die klauw zich heen en weer ging bewegen boven je gezicht. Met een haak, in mijn herinnering van enorme afmeting, werden een voor een alle tanden bevoeld. Ik volgde de haak en bad dat hij niet stopte met bewegen. Want dat was niet goed, als de haak stopte en een bepaalde kies meer aandacht gaf, moest er vrijwel altijd naderhand de boor aan te pas komen. Destijds werd er niet gevraagd “of de patiënt een verdovinkje wilde”, gewoon in de leuningen van de stoel knijpen, het was zo voorbij. Nog een paar weken voelde je dat er iets vreemds was in je mond. Kauwen moest bij voorkeur aan de andere kant. Tot de vulling was ingesleten en het allemaal weer normaal werd.

Nee, dan is het tegenwoordig toch allemaal een stuk beter geregeld. Een verdoving kan zelfs manhaftig worden afgeslagen. Het vervelende gevoel van het boren weegt niet op tegen het scheef hangende gezicht waardoor een poging een slok koffie te nemen uitmondt in een enorme vlek op je kleding. Het enige echt erge daaraan is nog altijd het woord ‘boren’. Waarschijnlijk heeft de tandarts zelf daar een andere uitdrukking voor, die is mij alleen niet bekend.

Tijdens het hierboven genoemde bezoek aan de mensen die mijn gebit voor ellende behoeden, bedacht ik wel dat respect jegens hen toch op zijn plaats is. Terwijl ik in de wachtkamer zat, bekeek ik voorzichtig mijn mede-bezoekers. Niet iedereen heeft een stralend gebit. Wat te denken van die meneer die mij vriendelijk toelachte en daarbij één scheefstaande tand toonde in zijn bovenkaak. Mijn fantasie sloeg direct op hol, hoe zou een tandarts daar mee te werk gaan. Hij zag er ook redelijk groezelig uit, die meneer dan, niet die tand, dat kon ik niet zien. Wat voor mij direct het mondkapje van mijn tandarts rechtvaardigde. Want je krijgt wat in je stoel hoor, kan ik mij zo voorstellen. Mensen die de dag er voor zijn doorgezakt, of zich te buiten zijn gegaan aan een broodje shoarma met knoflooksaus. Of mensen die überhaupt niet de moeite nemen om zich fris voor een consult te melden. Ga er maar aan staan. Gezegend zijn de beschermingsmaterialen van tegenwoordig. En dan nog moet je daar doorheen kunnen kijken.

Nee, hulde aan de tandarts. Want ik kan straks, als ik echt oud ben, niet tegen mijn schoondochter zeggen “spoel jij mijn tanden even af”. Om ze even later weer fris gewassen in mijn mond te stoppen.

 

Advertentie

Voetbal

voetbal

Ik ben een van de weinige Nederlanders die geen verstand heeft van voetbal. Om mij heen hoor ik de meest uiteenlopende meningen en ik denk “tja, het zal wel, ik weet het echt niet.” Wat mij opvalt, is dat ook echt iedereen een mening heeft. In praatprogramma’s, op verjaardagen, echt overal. Ik vind er niks van. Ik vind Cruijff de beste en daar blijft het bij.

Waar ik wel moeite mee heb, is de status die voetballers hebben. Ik heb me laten vertellen dat Oranje vroeger (wat dat dan ook mag zijn) een van de beste ploegen ter wereld was. Nederland was een land waar je rekening mee moest houden. Niet de allerbeste, maar wel één van. De mannen van Rinus Michels stonden hun mannetje.

Nu zie ik Louis van Gaal op televisie. Ik heb een huizenhoog respect voor die man. Niet voor zijn kwaliteiten als coach. Zoals gezegd, daar weet ik niks van dus daar heb ik ook geen mening over. Maar als mens. Want heel Nederland valt over hem heen en hij blijft authentiek. “The death or the gladioles.” Heerlijk, ik hou van mensen die te allen tijde zichzelf zijn. Maar niks dan kritiek is zijn deel. En dan denk ik “hoe zo?”

Ik mag dat natuurlijk niet zeggen, maar als ik die mannetjes rond zie rijden in hun dikke auto’s. En zie hoe zij met hun veel te opgedirkte vrouwen naar allerlei festiviteiten gaan. Alsof ze Jezus toegevoegd zijn. Dan krijg ik de kriebels. Natuurlijk, voetbal is big business en zij moeten er vast hard voor werken, maar kom. Alsof er in onze maatschappij niet meer mensen zijn die hard werken en veel betekenen. Die krijgen echt niet zoveel aandacht. Die doen hun werk zonder in de spotlights te staan. Die klagen niet als ze een keer een spier verrekken of een kleine blessure hebben.

En begrijp me niet verkeerd. Er zijn echt wel voetballers die hun verantwoording nemen en hun bekendheid aanwenden om iets terug te doen voor de maatschappij. Maar er zijn er toch ook heel veel die heel zielig zijn als ze een wedstrijd op de bank moeten zitten. Nou, ik heb nieuws voor hen, er zijn in onze maatschappij heel veel mensen die op de bank moeten zitten. Een groot deel van hun leven, zonder dat ze daar zelf schuld aan hebben. En daar hoor ik Voetbal Inside nooit over.

 

Gestolen

Al een paar jaar komen wij geregeld op een kleine camping in de Ardennen. In een betrekkelijk onbekend plaatsje. Leuke camping, leuke mensen, mooie omgeving. En lekker eten en drinken. Om een beetje mobiel te zijn zonder steeds in de auto te hoeven kruipen, heeft mijn man een e-scooter aangeschaft. Het ding ziet er uit al een normaal scootertje maar irriteert niet de hele camping met een jankende uitlaat. Vergezeld van een snorrend geluid zoeft mijn man over ’s heren wegen.

Het is een bekende verschijning geworden. “Oh, Huub is niet ver weg, zijn Harley staat er nog.” De verwarring was dan ook groot toen Huub die ochtend buiten kwam en het blauwe tweewielertje miste. Even twijfelde hij nog aan zichzelf, had hij het ergens anders neergezet, had hij het ergens laten staan na een biertje te veel om te rijden? Nee, toch niet, de avond er voor was hij bij de buurman geweest, het scootertje had gewoon thuis gestaan. Langzaam drong het besef door, zijn mini-Harley was gestolen. Dat kon toch niet, toch niet hier.

De camping-eigenaar was ook volledig uit het veld geslagen door het bericht. Hij voelt het als zijn verantwoordelijkheid dat de gasten veilig zijn. En nu was er, ’s nachts, iemand de camping opgekomen en had eigendommen ontvreemd. Een onheilspellend gevoel.

Met onze Nederlandse nuchterheid besloten we aangifte te doen bij de Belgische politie en op zoek te gaan naar een nieuw vervoermiddel. Tenslotte zouden we de e-scooter echt nooit meer terug zien. Eerdere ervaringen met diefstal, weliswaar in Nederland, had ons cynisch gemaakt. Je doet aangifte, al dan niet via Internet, je krijgt een bevestiging en een dossiernummer en twee weken later het bericht dat het dossier wordt gesloten. En dat is dat. Je hebt de aangifte nodig voor de verzekering maar verder heeft het voor het gevoel weinig nut.

Huub speurde het internet af, op zoek naar nieuwe mobiliteit. Hij wist niet precies wat te doen, hij was uiteindelijk helemaal niet op zoek naar iets nieuws. Hij was perfect tevreden met wat hij had. Hij kon ook niet besluiten. Dus ging hij niet te snel van stapel lopen, hij zou nog wel zien.

Een week na de diefstal werd zijn probleem echter als vanzelf opgelost. Er kwam bericht van de camping, we konden onze oren niet geloven. De Belgische politie had een bende brommer- en scooterdieven opgerold. Zij bleken in het hele dorp actief te zijn geweest. En raad eens, de Harley van Huub was terecht, we konden hem bij het politiebureau gaan halen. Wie had dat ooit kunnen denken, wij waren er echt van overtuigd dat we de tweewieler nooit meer zouden zien. Hulde aan de Belgische speurders. Daar kan Baantjer nog heel veel van leren.