Wonen op niveau

Mijn moeder heeft na haar pensioen jarenlang als vrijwilliger gewerkt bij de afdeling van Vluchtelingenwerk in haar woonplaats. Zij had geen zin om heel de dag thuis te zitten en zocht iets waar ze zich nuttig mee kon maken.

En zeker, er waren ook mensen bij die dachten dat in Nederland het geld op straat lag en iedere hulpverlener dit bij hen aan de deur moest brengen. Tenslotte moesten zij geholpen worden. Maar er waren ook heel veel schrijnende gevallen. Vrouwen die mishandeld waren en met hun laatste kruimeltje moed met hun kinderen waren gevlucht. En die nog steeds op hun hoede waren, want misschien kon hun man hen toch nog vinden. Mensen wiens familie was vermoord, louter en alleen omdat ze toevallig een ander geloof aanhingen. Die mensen waren blij als ze geholpen werden en vonden het normaal dat het geld dat ze kregen om hun huis in te richten iedere maand in delen van hun uitkering werd afgehouden. Tot het terugbetaald was.

Mijn moeder krijg nog steeds ieder jaar van “een van haar vluchtelingen” een cadeau in de vorm van een Afrikaans beeld. De man heeft zijn leven op de rit en is mijn moeder dankbaar dat ze hem geholpen heeft. Wij, haar kinderen, lachen haar er goedmoedig om uit. Haar huis gaat er steeds exotischer uitzien want ze wil de spullen ook niet opruimen. “Hij bedoelt het toch goed.”

Wat een tegenstelling met de schreeuwers die ik op televisie tekeer zie gaan tegen de komst van een AZC. Bang gemaakt door verkeerde politici roepen zij dat “die profiteurs” alleen maar komen om onze huizen, onze banen en onze vrouwen in te pikken. Ik zie het en ik denk “jij geeft echt blijk van je intelligentie”. Goedbedoelende bestuurders, die ook alleen maar naar eer en geweten hun werk doen, worden bedreigd. Ze moeten zorgen dat “die buitenlanders” weg blijven, want anders……

Mensen verdiepen zich niet in de problematiek maar praten anderen na die handig inspelen op de angst voor het onbekende. Met als enig doel meer kiezers aan zich te binden, want het echte wel en wee van die mensen boeit hen absoluut niet. Het gaat hen alleen maar om macht. Ik kan maar één ding denken “schande”.

Raadsvergaderingen lopen uit de hand en moeten stilgelegd worden. Met plaatsvervangende schaamte zie ik de beelden voorbij komen. Burgemeesters die machteloos proberen het publiek tot kalmte te maken. Je ziet dat zij zich generen voor de inwoners van hun anders zo geliefde gemeente. Alleen de tegenstanders komen aan het woord. Logisch, zij roepen immers veel harder dan de mensen die redelijkerwijs tot een oplossing willen komen. Die worden overschreeuwd, opzij geduwd. “Hun mening doet er niet toe, ik wil die mensen niet in mijn straat.” Ik kijk naar de televisie en schaam me.

“Ik wil die mensen niet in mijn straat.” Ik hoor het hen zeggen. Of eigenlijk, ik hoor het hen schreeuwen. En ik kijk naar die mensen, ordinair, baseball-cap achterstevoren op, verkeerde en te grote oorbellen in, heel bijzondere tatoeages op plaatsen waar een zichzelf respecterend mens geen tatoeages wil hebben, obscene gebaren makend en met een zelfverzekerdheid die grenst aan het onvoorstelbare alleen maar omdat zij toevallig in Nederland zijn geboren. En dan denk ik “wat ben ik blij dat jij niet bij mij in de straat woont”.

 

Advertentie

Een oud kerkhof

De stralende herfstzon verwarmt het kleine kerkhof dat scheef geleund ligt tegen de zijkant van het kleine kerkje. Ik loop door de paden en lees de namen op de oude verzakte grafzerken. Het is bijna november, overal staan bloeiende bolchrysanten. Het geeft het kerkhof iets feestelijks, alsof herrijzenis inderdaad aanstaande is. Het is er stil, het enige dat je hoort zijn de vogels. Zij voelen zich niet bezwaard door de aanwezigheid van zoveel herinneringen en nagedachtenis.

Het heeft een bijzondere aantrekkingskracht op mij, zo’n oud kerkhof. Iedere vakantie moet ik er even heen, naar het kerkhof in de plaats waar wij op dat moment zijn. “Macaber”, zegt mijn familie, ze gaan dan ook echt niet mee. Maar ik loop langs namen en jaartallen en probeer me voor te stellen hoe mensen geleefd moeten hebben. Het laat me nadenken over de eindigheid van het leven en geeft me het gevoel een nietig ding te zijn in een groter geheel. Diepe gedachten die eigenlijk helemaal niet bij het vakantiegevoel horen. Het maakt mij niet uit, het is een andere wereld maar ik houd er van.

Het vreemde is dat ik vrijwel nooit naar het kerkhof ga waar mijn vader begraven ligt. Ook dat is een klein kerkhof bij een evenzo klein kerkje in een dorpje dat mijn vader heel dierbaar was. Zijn graf ligt bijna tegen de kerk aan, ik zie het zo voor me, rechts in de hoek. Vlak bij de kindergrafjes. Het lijkt wel of dat toch te dicht bij komt. Terwijl het overlijden van mijn vader al meer dan vijftien jaar geleden is. Ik mis hem niet meer in mijn dagelijkse leven. Hij is een dierbare herinnering geworden. Tijd doet dat met herinneringen, de scherpe kantjes gaan er af en maakt de nagedachtenis tot een kostbaar iets.

Ik hoor het uitbundige gezang van een kleine vogel. Hij brengt een ode aan alle mensen die hier hun laatste rustplaats vonden. Zoveel levens, zoveel herinneringen, samengebracht voor eeuwig. In de familiegraven rusten ouders, broers en zusters vredig. Alle ruzies en onenigheden zijn vergeten en niet meer belangrijk.

Even kijk ik nog even binnen in het kerkje. Het is er koud, de houten stoelen staan keurig in een rij op de oude stenen vloer. Paden zijn uitgesleten door de gelovigen die hier komen luisteren. Het is geen rijke parochie, de eenvoudige glas-in-lood ramen laten het licht diffuus schijnen over het houten altaar. De kandelaars zijn zonder de zo typische opsmuk. Meer in lijn met de eenvoudige timmermanszoon die op een ezel reed.

Bij het Mariabeeld staan kaarsjes te branden. Ook ik volg de gewoonte en steek een kaarsje op. Natuurlijk heb ik geen geld bij me, ik ben immers zo maar even hierheen gelopen. Ach, de intentie blijft hetzelfde. De katholieke kerk kan mijn euro vast wel missen. Buiten sta ik nog even stil en neem de omgeving in me op.

Dan laat ik het kerkhof voor wat het is en ga terug naar de bewoonde wereld. Het duurt nog even voor ik het bijzondere gevoel kwijt raak.