Taalvoutjes

Heerlijk, een avondje luisteren naar Wim Daniëls. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die daar echt geen euro aan zouden willen spenderen. Of die zeggen, Wim wie? Maar toen een vriendin vroeg of ik mee wilde gaan naar zijn lezing in het theater, hoefde ik niet na te denken. Natuurlijk ging ik mee.

Ondanks het feit dat mijn vriendin en ik ook niet meer heel piep zijn, proberen wij dit niet uit te stralen. Het publiek dat samen met ons kwam luisteren, had daar duidelijk minder moeite mee. Heerlijk, pittig korte kapsels, verantwoord schoeisel, het kwam allemaal voorbij. Allemaal gewapend met een kaartje inclusief pauze-arrangement. Natuurlijk hadden wij dat ook.

Wim Daniëls vermaakte ons met een aantal mooie anekdotes maar leerde ons ook wat achtergronden waar we nog nooit over hadden nagedacht. Waar komt taal vandaan, waarom gaan alle dialecten verloren binnen nu en een jaar of veertig. Dingen waar ik nooit zo over nagedacht had. We begonnen bij de Australopithecus die geboren werd in Afrika en kwamen via via bij de Homo Sapiens, onze opa.

Ik leerde weer veel bij. Weetjes waar je op zich niks aan hebt, maar toch. Ik weet nu tenminste waar het woord ammehoela vandaan komt. En dat kan toch niet iedereen zeggen. Het interesseert natuurlijk ook niet iedereen maar voor mensen met mijn tic was het smullen.

De wervelwind Daniëls bleef aan het woord. De pauze schoot er bij in. Het drankje ook. Het was goed opletten om de draad niet kwijt te raken. Het ging van de Romeinen, de Grieken via de Kelten naar de Franken en de Germanen. En daarna naar het Brabants dialect. Heel herkenbaar. Gelukkig geeft Daniëls toe dat onze spelling eigenlijk het gevolg is van de voorkeur van een paar geleerden die zomaar wat regels hebben verzonnen. En dat het dus ook vaak niet precies te volgen is.

Toen we naar buiten liepen, duizelde het me. Ik wist dat ik even nodig zou hebben om alles te laten bezinken. Als mijn maatje zou vragen “hoe was het”, zou ik alleen maar kunnen zeggen “echt leuk”. Morgen zou alles terugkomen en zou ik in mezelf lachen. Nu nog niet.

Gelukkig hoorde ik ook nog een mooi voorbeeld van onze geliefde Nederlandse taal. We liepen de trap op en ik hoorde mensen achter me praten. “Gaan we nog wat drinken?”, de vrouw richtte zich duidelijk tot haar man. En die sprak de legendarische Nederlandse woorden “natuurlijk, het is toch gratis.”

Advertentie

Mooiste dag

raindrops-828954_1280

Brrr, koud. Ik heb mijn winterjas weer van de kapstok gehaald. Het is er weer voor. De voorruit van de auto is weer aangeslagen en ik weet dat het niet mag, maar ik rij de straat uit terwijl ik door een klein gaatje in de wasem kijk. Gelukkig zorgt de airco er voor dat de ruit snel schoon is.

Herfst, aan de ene kant een prachtig seizoen. De natuur pakt nog eenmaal uit met prachtige kleuren. Maar aan de andere kant ook weer gewoon naar weer, kou, regen en wind. Je ziet mensen weer weggedoken in hun kraag. Iedereen is op een holletje op weg naar zijn of haar bestemming.

De tijd komt weer dat ik me een mol voel. ‘s Morgens ga ik in het donker naar mijn werk en als ik ‘s avonds naar huis ga, is het weer donker. Het lijkt net of ik de hele dag niet buiten ben geweest.

Het is ook het weer voor rode port en haas. Dat is wel weer een voordeel. Ik ben een groot fan van herfst-eten. ‘s Ochtends vroeg opstaan om de grote gietijzeren pan te vullen met ingrediënten voor een heerlijke stoofpot. ‘s Avonds de kaarsen aan, de pan op tafel en heel lang samen zitten. Praten over vanalles en nog wat. Stef die om de zoveel tijd zijn snoet tussen je knieën stopt omdat hij vindt dat het wel weer tijd is voor een hondensnoepje. Om zich daarna weer op te krullen op zijn plekje bij de verwarming. Ook hij is geen liefhebber van de kou.

Soms trekken we onze regenjassen en laarzen aan en trotseren de storm. Heerlijk uitwaaien op het strand als er bijna niemand is.  Zo heeft ieder seizoen zijn mooie kanten.

Ach, je moet er zelf iets van maken. De herfst gaat over in de winter en daarna wordt het vanzelf weer voorjaar. Een paar maanden van bezinning en rust. Afspreken met vrienden en kennissen die we al lang niet meer hebben gezien, veel energie steken in relaties en contacten. Ook dat is heel waardevol.

En dan weer wachten op een van de mooiste dagen van het jaar, 21 december. De dag waarna de dagen weer langer worden.

 

Ontruimingsoefening

fire-detector-1502143_1920

Eens in de zoveel tijd is het weer zover. BHV ontruimingsoefening. Zelfs de BHV-ers, waar ik toe behoor, zijn niet precies op de hoogte van de datum en het tijdstip van de oefening. Dus zit ik nietsvermoedend te werken als het alarm iedereen doet opschrikken. Je kunt het niet missen, je eerste reactie is om je handen voor je oren te slaan. “Oh ja”, denk ik, “oefening, dat is waar ook.¨ Ik graai in mijn la naar mijn flatteuze geel fluorescerende vestje en loop de gang op. Waarom doen ze die oefening altijd als ik mijn torenhoge hakken aan heb. Inwendig grommend sjouw ik de hele gang door. Oh ja, de toiletten. Ik ken ze, ze verbergen er zo iemand die in het complot zit.

Gelukkig zijn mijn collega’s goed opgevoed en gaat iedereen gedwee mee naar buiten. De verzamelplek is bekend. Ook de sollicitant, die voor zijn tweede gesprek een workshop moest verzorgen, volgt breed grijzend de meute. Wat er voor af gaat, komt er achter niet meer bij, ik zie het hem denken.

Ik meld me bij onze receptie. Een collega heeft de leiding genomen en stuurt me met een andere collega een bepaalde afdeling in. Daar stuit ik op een recalcitrante collega. Ik kan het risico niet nemen, het kan zijn dat hij speciaal geïnstrueerd is. “Kom joh, mee naar buiten.” Hij moppert en bromt dat hij eerst zijn jas moet gaan halen. Ik twijfel even. “Ok, maar dan loop ik met je mee.” Want ik ken hem, als ik niet meeloop gaat hij rustig weer aan het werk. Hij knikt en schikt, braaf gaat hij mee.

Buiten staan alle collega’s te wachten tot we alle ruimtes hebben gecontroleerd. Gelukkig schijnt de zon en is het niet koud. Iedereen staat te keuvelen. Tenslotte hebben de meesten wel in de gaten dat het om een oefening gaat. En die oefening is geslaagd, binnen 10 minuten hebben we 250 mensen naar buiten gedirigeerd en alles gecontroleerd. Ook de ‘controleurs’ zijn tevreden, de oefening is goed verlopen. Natuurlijk zijn er altijd wel wat verbeterpunten maar we hebben geen grote steken laten vallen. Er is niemand achtergebleven, zelfs de clandestien verborgen verstekelingen zijn ontdekt en mee naar buiten gesleept.

De oefening wordt afgesloten, iedereen mag weer naar binnen. Veel haast wordt er niet gemaakt, daar is het te lekker weer voor. De BHV-ers blijven nog even achter voor de evaluatie. Ik wiebel nog even van de ene hak op de andere. Een collega komt naar me toe. “Ik wil wel verslag hoor”, lacht ze. Nou Annelies, bij deze.

 

As

cemetery-51550_1920

Volgend jaar is het twintig jaar geleden dat mijn vader overleed. Twintig jaar. Ik weet het nog als de dag van gisteren. Ik zie mezelf nog staan, naast mijn bureau. Ik kwam net op mijn werk, ik had net koffie gehaald. Mijn telefoon ging, het was mijn moeder. Ik weet nog dat ik dacht “waarom belt ze, we zijn gisterenavond nog geweest, heb ik misschien iets vergeten?” Ik had nooit gedacht dat het overlijden van mijn vader de boodschap zou zijn.

Mijn vader was ook niet ziek. Hij was 66 jaar oud en voor zijn leeftijd zo gezond als een vis. Hij ging ‘s avonds slapen en werd nooit meer wakker. Op zich een gezegende manier om te gaan. Aan de ene kant hard voor ons nabestaanden, aan de andere kant ook weer niet. We hebben nooit hoeven toekijken hoe hij ziek was, hij is tot het einde gewoon ons pap gebleven.

In het kleine dorpje waar hij zijn hele leven onderwijzer was geweest, is de urn met zijn as begraven in een klein graf. Een eenvoudige steen met wat planten er om heen. Mijn vader was nooit zo uitbundig. Veel kwam ik er niet, de herinnering aan mijn vader was er toch wel.

Maar nu, na bijna twintig jaar, moet er een beslissing genomen worden. Wat doen we met het graf. Kopen we voor veel geld voor de komende twintig jaar nieuwe grafrechten? Wie weet wat er in die periode allemaal kan gebeuren. Voor mijn moeder hoeft het niet, ook zij komt niet vaak op het kerkhof. Maar wat doen we dan?

Eigenlijk waren we het snel eens, mijn moeder, mijn zussen en ik. We gaan de as van mijn vader na twintig jaar alsnog uitstrooien. Dat mag. Voor de tweede keer in korte tijd zal ik dan weer met een urn in mijn handen staan. Weer de resten van een dierbare zo heel dichtbij. Het is niet dat ik er bovenmatig veel moeite mee heb maar het is toch iets dat je niet iedere dag doet. Het voert je toch weer terug in de tijd. Herinneringen aan vroeger, de beelden komen weer terug. Ach, wat is het lang geleden.

Het is nog niet zo ver, we moeten nog een afspraak maken om het graf te laten openen en de urn op te halen. En nog bedenken waar we hem precies gaan uitstrooien. Er zijn genoeg plaatsen die mijn vader dierbaar waren. We gaan een mooi plekje zoeken. Ter nagedachtenis.