Als fervent kampeerder hebben wij regelmatig de zogenaamde “doortrekkerscampings” aangedaan. Veelal grote grasvelden, systematisch verdeeld in rechthoekige vlakken, daardoor vreselijk ongezellig maar wel efficiënt. De kampwinkel is of heel goed uitgerust of geheel afwezig. Het zijn echt campings waar je ’s avonds oprijdt en ’s ochtends weer heel hard af. Maar, gelegen vlak aan de snelweg, dus makkelijk te vinden en over het algemeen niet al te duur.
Wij bezochten deze gelegenheden in het voor- en in het naseizoen. Als je zonder kinderen bent, kun je de grote drukte mijden en wat rustiger op pad gaan. Dit betekent wel dat je samen rijdt met de grijze golf, zoals wij dat altijd noemden. Man en vrouw, lid van de ANWB, daardoor ook gekleed in eendere Human Nature afritsbroek en dito fleece-trui. Caravan, doorschuifluifel “voor die ene avond” en een extra dweiltje op het opstapje. Om de viezigheid van de camping in ieder geval buiten de deur te houden.
De stoelen worden neergezet en de omgeving wordt laatdunkend geobserveerd. In de tijd dat wij met mijn zus en zwager gingen, werden wij ook vaak met een misprijzende blik bekeken. Wij kwamen nl. aanrijden, trokken de handrem op de caravan en een fles wijn open. Wat nou luifel, als het regende gaan we wel binnen zitten. Eten koken deden we al helemaal niet en van een dweiltje op het opstapje hadden we nog nooit gehoord. Na de vakantie een bezem door de caravan en het was weer klaar voor de volgende keer.
Wat we wel altijd deden, was ’s avonds douchen. Meestal waren deze campings uitgerust met een prima sanitair. Een van de vereisten voor een vermelding in de ANWB-gids, dus belangrijk. In de avond was hier ook helemaal niks mee aan de hand, prima schoon, prima te doen. We gingen traditiegetrouw met zijn vieren naar het badgebouw, al kletsend en lachend. Ons onderweg verkneukelend over al die Nederlanders met hun meegebrachte etenswaren.
Wij waren ook niet van de duizend kilometer per dag. Nee, alsjeblieft zeg, het is geen wedstrijd. De eerste dag reden we zeshonderd kilometer, of zevenhonderd kilometer, zodat we de dag er na naar de Ardèche nog maar een goede driehonderd kilometer hoefden te rijden. Voor ons dus ook niet de noodzaak om bij nacht en ontij weer uit bed te moeten. Meestal sliepen we tot een uur of negen waarna we op ons gemak gingen ontbijten. De meeste campinggasten waren dan al vertrokken of in complete stress omdat ze veel te laat waren voor hun gevoel. Het is natuurlijk wel zaak op tijd op de bestemming aan te komen. Tenslotte moeten voortent en luifel nog opgezet worden. Anders kunnen de piepers niet geschild en de boontjes niet gedopt worden. De camping lag er dan op zo’n ochtend verlaten bij.
Wij pakten op ons gemak de spullen in en bezochten nog een keer het badgebouw. Wat de avond van te voren nog een keurige frisse ruimte was, lag er nu bij als een slagveld. Overal troep, de grond bezaaid met papieren handdoekjes, toiletpapier, proppen. Lege tubes en halve flessen badschuim achteloos weggesmeten. En dat was dan nog het minst erge. Menig keer heb ik gedacht bij het openen van een toiletdeur “nee dank u, ik zweet het wel uit.” Wat me dan toch iedere keer weer trof, was dat we de avond er voor alleen volwassenen waren tegen gekomen. Volwassenen, zonder kinderen, meestal in de leeftijd boven 55 jaar. Verantwoorde volwassenen met hun mond vol over hoe het allemaal moet en wat andere mensen allemaal verkeerd doen. Ik heb het nooit begrepen.
Maar als ik dan terug in Nederland van die starre grijze duiven weer hoor blaten over de jeugd van tegenwoordig en hoe die nergens meer respect voor heeft, dan denk ik altijd nog terug aan die campings, halverwege Frankrijk. En ik doe er het zwijgen toe.
daarom alleen al een hotel! Ieder zijn ding.
LikeLike
Soms begrijp ik dat helemaal 🙂
LikeLike
De goede oude tijd. Was toch altijd gezellig
LikeLike
Van de zomer weer lekker met mijn kinderen die het toiletgebouw netjes achterlaten 😉
LikeLike
Heb ‘jou’ vandaag voor het eerst gelezen, Machteld. Leuk geschreven, ik heb ervan genoten!
LikeLike
Dank je wel 😊
LikeLike