Mijn pubertijd was niet mijn meest populaire periode. Ik was geen bevallige puber, ik was onhandig, groeide ongelijk en had altijd puistjes op het moment dat er een voor mij en mijn klasgenoten belangrijk feest op stapel stond.
Ook kom ik uit een gezin waar mode en meedoen niet belangrijk gevonden werd. Mijn moeder had een heel eigen mening over de wijze waarop zij haar kinderen wilde opvoeden. Populair zijn onder klasgenoten hoorde daar niet bij. Ik ben de oudste van vier meiden. Ik hoop dat ik het voor mijn zussen wat makkelijker heb kunnen maken maar ik vrees dat zij weer tegen hun eigen problemen aan liepen.
Oh ik weet het nog zo goed. Ik moest op dansles. Mijn moeder was onvermurwbaar. Dat hoorde nou eenmaal bij de opvoeding. Maar ik heb het maatgevoel van een aardappel. Bovendien ben ik verre van lichtvoetig ondanks mijn geringe gewicht. Gelukkig ging een vriendinnetje ook naar dezelfde dansschool dus ik hoefde in ieder geval niet alleen. Natuurlijk bleek zij een natuurtalent en liepen alle populaire jongens achter haar aan. Mijn lot was een iets te dikke knul met rood haar en duizend sproeten. Alleen wil je als veertienjarige niet verrast worden met een surprise op de Sinterklaas-dansavond. Als enige. Daar stond ik, met een pakje waar een porseleinen hondje uit tevoorschijn kwam. Ik heb het lang bewaard, dat wel.
Mijn vriendin was lang en slank en had mooi blond haar. Ik was klein, spichtig en mijn bruine krullen sprongen alleen de verkeerde kant uit, hoe veel ik er ook aan probeerde. Niet dat ik het haar niet gunde hoor, ze was lief en we hadden veel plezier samen, ik kon alleen wel eens zuchten als ik haar hoorde klagen over dingen waar ik zelf een moord voor zou doen.
Zij had altijd wel een aanbidder. Ik niet, ik was het maatje van een jongen die later niet op vrouwen bleek te vallen. Ook een lieve schat, dat wel, maar niet iemand die in die zin bijdroeg aan mijn zelfvertrouwen. Ik werd er af en toe wanhopig van, als pubermeisje droom je er toch van om prom-queen te worden. Het zat er niet in voor mij.
En als ik nu nog uitblonk in andere zaken, maar ook dat was niet het geval. Ik kon niet mooi zingen, was a-muzikaal, nog steeds trouwens, kon niet tekenen en bij de gymles werd ik altijd als betrekkelijk laatste gekozen. Bij mijn moeder hoefde niet aan te kloppen met mijn onzekerheden, ik geloof niet dat zij het probleem zag. Ik sleepte me door mijn middelbare schooltijd heen, niet ongelukkig, maar ook niet voluit enthousiast. Leren ging me gelukkig wel goed af, dat was dan nog een geluk.
Wat was ik blij toen ik met diploma’s op zak op zoek kon naar een baan. Nu zou het allemaal wel goed komen. Vol vertrouwen zag ik de toekomst tegemoet.
Gelukkig bleek inderdaad in mijn latere leven dat je als laatbloeier heel gelukkig kunt worden. Het is echt nog goed gekomen met mij. Ik heb nog steeds geen maatgevoel en sporten zit nog altijd niet in mijn genen maar verder doe ik het goed, al zeg ik het zelf. Zelfs met mijn zelfvertrouwen is het goed gekomen. Vooral na het emigreren van mijn vriendinnetje.