I’m not afraid
So much to fear
Hey, I can see my house from here…
Ik ben eigenlijk een prinses. Dat weet niemand, dat is een geheim. Mijn vader is de koning, hij is een hele wijze koning. Hij wil alleen maar het allerbeste voor zijn onderdanen, zegt hij altijd. Jammer genoeg zijn er in het koninkrijk ook slechte mensen die alleen maar aan zichzelf denken. En die willen liever dat papa weg gaat. Ik heb het mama zelf horen zeggen.
Een paar weken geleden kwamen de slechte mannen ’s nachts naar mijn slaapkamer. Ik heb een heel mooi hemelbed, moet je weten. Ik schrok vreselijk toen ze zo maar voor mijn neus stonden maar ze hielden snel een doek voor mijn mond zodat ik niet om mijn mama kon roepen. Ik kon nog net Dribbel bij zijn pootje pakken anders was hij zomaar helemaal eenzaam achtergebleven. Ik weet dat het slechte mannen zijn want ik hoorde ze praten samen. Ze hadden het over papa en dat ze hem een lesje zouden leren. Ik denk dat ze zelf koning willen worden. Dat kan natuurlijk niet, want papa is al koning. Ik denk dat zijn soldaten al wel naar mij op zoek zijn.
Ik hoop wel dat ze me snel vinden. Ik krijg echt heel vies eten hier. Het is bijna koud en het smaakt bijna nergens naar. Ik mis wel de lekkere dingen die Betsie, onze lieve kok, voor ons klaar maakt. En ik denk dat wat die ene man ’s nachts doet ook helemaal niet mag van mama. Ze zegt altijd dat ik een braaf meisje moet zijn en dat ik niet bloot mag rondlopen.
En ik hoef helemaal niet bang te zijn, dat bedenk ik iedere dag. Ze zullen me heel snel vinden. Ik kan immers van hieraf mijn huis zien. Het ziet er gezellig uit, net als altijd in de zomer. Als ik op mijn tenen ga staan, kan ik een heel klein stukje zien van mijn schommel. Die zal me wel missen. Er is niks zo fijn als de wind die langs je gezicht gaat terwijl je probeert de wolken aan te raken.
Het duurt wel al heel lang, voor ze me komen halen. Soms denk ik wel eens, zouden ze me vergeten zijn. Als ik ze maar kon laten weten dat ik echt heel bang ben van die man, met zijn grote handen en zijn vieze adem.
Ik hoorde iets, toch? Zou het dan echt? “Snel, snel”, ik hoorde een stem, “hier is ze”. “We moeten een ambulance hebben, waar blijft die dokter, schiet toch op. Straks verliezen we haar.” Ik keek naar mijn benen, het leek wel of ze niet van mij waren. Wat een raar gevoel. En mijn handen, waren dat mijn handen? Ik voelde me ineens zo heel moe, zo moe, ik kon me helemaal niet bewegen. Iemand zei, “wat hebben ze toch met je gedaan.” Ik pakte Dribbel stevig vast en voelde hoe ik ging zweven.
De sfeer is zeker gelukt. X
LikeLike
Meer, meer…..
LikeLike