De plaats van mijn heimwee

Een kleine boerendorpje ligt stil in de zinderende zon. De toren van de kleine kerk rijst boven alles uit, fier en trots. Het kleine kerkhof waar de dorpsbewoners van oudsher hun laatste rustplaats vinden, leunt tegen de zijkant van de kerk. Het ligt er keurig bij, alle paadjes zorgvuldig geharkt, alle dorre blaadjes een voor een opgeraapt. Het enige dat de ijverige koster niet heeft kunnen voorkomen, is de tijd, die de oude grafzerken hun verweerde uiterlijk heeft gegeven.

Naast de kerk, recht tegenover het dorpscafé, waar op zondag de mannen hun borreltje komen drinken, voordat zij bij hun vrouw plaats nemen aan het hoofd van de tafel, staat de dorpsschool. Het gebouwtje stamt nog uit de vorige eeuw. Het heeft een smalle hoge gang, de vloertegels zijn uitgesleten door de honderden klompjes die er in de voorbije jaren overheen geklepperd hebben. De ramen van de lokalen zijn hoog, kijken uit op de vierkante speelplaats waar de kinderen vroeger tikkertje speelden en knikkerden. Al naar gelang welk spel er op dat moment populair was. Als je goed luistert, kun je de schrille stemmen nog horen roepen.

Het lijkt of de tijd heeft stilgestaan in het dorp. Alsof de boeren met hun harde koppen nog altijd hun vrouw en kinderen de wet voorschrijven. Vaders wil is wet. Het leven loopt langs de uitgesleten paden. De burgemeester weet, in overleg met de pastoor, wat goed is voor de dorpelingen. En van de dorpsonderwijzer wordt verwacht dat hij in die geest de kinderen onderricht geeft.

Het kerkhof is klein, het ligt verlaten in het felle licht. De ouderwetse zerken zinderen onder de meedogenloze zonnestralen. Een aantal graven is verzakt, alsof de overledenen zich hebben teruggetrokken om zich voor te bereiden op het jongste gericht. Oude zonden worden gewogen, afgezet tegen wat de overledenen in hun arrogantie als hun rechtschapenheid zagen. De atmosfeer is doordrenkt van de gedachten aan de levens van alle namen.
De stilte is oorverdovend, hij neemt je vast met lange armen die niet meer los willen laten. Die dwingen, als willen ze zeggen ‘ denk na, allen die hier hun laatste rustplaats vonden, waren overtuigd van de afdruk van hun voetstappen. En zie wat er van is gebleven, een naam, gekerfd in een steen, begroeid met mos.’ De eenzame bezoeker, die zijn schroom heeft overwonnen, en voorzichtig het grindpad betreedt, kijkt twijfelend om zich heen. Zoals de herinnering aan een geliefde onherroepelijk door de tijd vervliegt, zo vervaagt ook de herinnering aan de laatste rustplaats. Ooit werden woorden gesproken vol verdriet, nu is de nagedachtenis overwoekerd. De plastic potten, verdorde planten, de gele bladeren uitgewaaierd over het graf, in een mozaïek zoals alleen de wind kan maken.

Bladeren ritselen, ook zij worden zacht geroerd door de wind. De geur van zomer heeft zich aan hen gehecht. Het brengt een melancholie mee die doet terugverlangen naar vroeger. Een vroeger dat waarschijnlijk nooit heeft bestaan zoals het wordt herinnerd, maar dat een gevoel van veiligheid en geborgenheid teweeg brengt. Een vroeger dat spreekt van kinderen die buiten spelen, hun ijle stemmen tegen de blauwe lucht. Van moeders die een onvoorwaardelijk thuis betekenen. Van vaders die alle demonen de baas kunnen, zodat deze ’s nachts de dromen van de kinderen niet kunnen binnendringen met hun tentakels. Een vroeger, dat is meegenomen door de gebeurtenissen in de tijd, een zacht zeurende pijn achterlatend in het hart.
In een hoek, half verscholen onder een deken van kleine blaadjes ligt een kleine gedenksteen. De voorbije jaren hebben naast het verdriet ook de letters verweert. Een loom insect koestert zich in de warmte van het graniet, de gazen vleugels trillen in de zon. Het is alsof het graf zich heeft overgegeven aan de eeuwigheid.

Het is het graf van mijn vader. De man die ik zo innig lief had, maar waar ik tegelijkertijd ook een heel moeizame relatie mee had. De conservatieve man, die maar geen begrip wist te vinden voor de moderne beuzelarijen waar de hedendaagse jeugd zich mee bezig hield. Die bleef steken in zijn eigen katholieke achtergrond, star, streng, niet genegen ook maar een sprankje flexibiliteit te vertonen.
Die zijn kinderen met harde hand opvoedde, vrijheid was een woord wat wij in onze jeugd niet tegenkwamen.

Maar mijn vader was ook een heel andere man, hij was die onderwijzer die zijn hart had gegeven aan de dorpsschool. Hij liep door die smalle hoge gang, hoorde de klompjes klepperen en de schrille stemmen roepen. Mijn vader bepaalde wat de jeugd moest leren, wat de kinderen moesten weten. Vol liefde heeft hij al die kinderen begeleid, hen de weg gewezen naar volwassenheid, getracht hen te leren wat goed is en kwaad, en hoe je tussen deze twee het onderscheid kunt opmerken. Dit was zijn roeping, zijn wezen. Hier was hij op zijn plaats.

Op oude foto’s zie ik hem staan, zijn hoofd gebogen over een kind, dat trouwhartig naar hem opkijkt. Het kind is bereid naar mijn vader te luisteren. Mijn vader immers, geeft hem alles wat hij heeft. De sfeer die dat beeld uitademt, doet mij toch ongemerkt terugverlangen naar mijn vroege jeugd. Toen het gezag van mijn vader nog niet werd ondermijnd door mijn ontwikkeling naar volwassenheid. Toen hij nog gewoon mijn demonen verjaagde.

Deze plek kan het niet veranderen. Wat gebeurd is, laat zich alleen nog maar verzachten door de tijd. Maar deze plek zal voor altijd een deel van mijn wezen zijn. Net als mijn vader.

Advertentie

Een gedachte over “De plaats van mijn heimwee

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.